Sleutel

Zodra ik een voet over de drempel heen steek roept mijn collega van de peuterspeelzaal “heb je je sleutel bij je”. Een vraag die door het automatisme waarmee hij gesteld word eigenlijk geen waarde heeft.
“Ja natuurlijk” roepen we dan geiriteerd. Waarna we grapjes met elkaar maken over dat we echt geen baby’s meer zijn en dat we allemaal volwassen zijn en op ons zelf wonen. Nooit zei ik er iets van, tot ze het voor elkaar kreeg om zelfs toen ze me afzette voor mijn eigen huis te vragen of ik mijn sleutels bij me had.
De maat was vol, natuurlijk had ik die bij me, wat dacht ze wel niet.
De collega had nooit geweten dat ik ik me hier zo aan geiriteerd had. Het was gewoon een vraag die ze thuis ook aan man en kinderen stelde. Ze had er geen kwaad ingezien.
Mee opgehouden is ze er niet. Maar nu vraagt ze het plagerig, vlak voordat ik verbaasd de deur dicht wil doen omdat ik deze toevoeging miste. Zeg uhhhh Lau, ik durf het bijna niet te vragen, maar uhhhhh heb je je sleutel bij je. Het gekke is dat ik nu het een dolletje geworden is ik een glimlach op mijn gezicht het gebouw verlaat, ja hoor mama, ik heb mijn sleutel bij me. Lekker puh!

Een enkel sneeuwvlokje

“Kijk juf”, roept een van de meisjes en ze duwt een besneeuwd handschoentje onder mijn neus.
“Ja”, roep ik “het sneeuwt” en ik glimlach naar het meisje, iets dat nog een hele prestatie is, want ik houd niet van sneeuw. Of misschien leg ik het verkeerd uit, als het sneeuwt en de hele wereld met een laagje wit bedekt is, dan kan ik hier echt van genieten. De wereld ziet er anders uit onder een laagje wit. Dan wil ik wandelingen maken, mijn voetstappen zetten waar niemand anders dat nog deed, me verwonderen over de bomen en de volgeltjes, die ook als de wereld wit is vrolijk blijven zingen.

Maar ik weet inmiddels dat dit morgen weer weg is, dat de wereld dan bedekt is met een grijze laag smurrie die met de dag gladder word. Door de week vind ik dat nog niet zo erg, ik fiets overal door heen met mijn dikke banden. Maar als het weekend nadert begin ik me te ergeren aan metro’s en treinen, die ineens nier meer rijden. Het hele leven lijkt stil te staan. En ik kan niet goed tegen stil staan. Het verplichte onthaasten dat dit weer met zich mee brengt, daar heb ik een hekel aan.

“Maar juf, kijk nog eens goed, kijk eens echt” zegt het meisje met het besneeuwde hanschoentje dat nog steeds onder mijn neus bungelt. Ik kijk, en zie waar zij zich zo over verwonderd. Een enkel sneeuwvlokje, in de vorm van een sterretje zo perfect dat kan alleen de natuur maken. En weer glimlach ik, maar nu kost het me geen enkele moeite. Ja, dit is mooi! De rest van de pauze zijn we bezig met het vangen van sneeuwvlokjes en bestuderen we de prachtige stervormen. Ik vergeet mijn grote mensen gedachten over metro’s en treinen en ben even helemaal in het nu. Want in dit winter wonderland hoor je  niet te chagrijnen, in dit winter wonderland moet je je vooral niet vergeten te verwonderen.

Mona Lisa

In mijn overblijf klasje zitten zo’n 11 hongerige kinderen die het liefst allemaal tegelijk de chocoladepasta willen hebben en die dan per persoon een minuut of 10 bezet willen houden. Je zou zeggen dat het niet zo moeilijk is om je mes in de pot te steken, je boterham te smeren en de pot inclusief mes door te geven aan de volgende.
Maar mijn kinderen zien dat anders. Het is een uiterst delicaat karwei als ik hen moet geloven dat zeer zorgvuldig dient te gebeuren. De pasta moet overal even dik zijn en het liefst helemaal glad gesmeerd. Vervolgens word de boterham dichtgeklapt en maalt niemand er meer om dat ze hier tien minuten over hebben gesmeerd.

Om de kinderen aan te moedigen sneller te smeren roep ik regelmatig, “kom op, een beetje doorsmeren, het hoeft de de Mona Lisa niet te worden”. En maanden kwam ik hiermee weg. Tot er een kind de vraag durfde te stellen die iedereen kennelijk bezig had gehouden. “Juf, wat is de Mona Lisa eigenlijk?”. Ik had er niet bij stilgestaan dat ze dat niet wisten en leg geduldig uit dat het een schilderij is van een hele beroemde meneer.
“Net zo als de nachtwacht” concluderen de kinderen. “Ja, roep ik enthousiast, of de aardappeleters of zo”.

Dus als er nu boterhammen gesmeerd moeten worden zijn ze er weer ouderwets tien minuten per kind mee bezig. Want allemaal willen ze een Mona Lisa, Nachtwacht of aardappeleters op hun boterham.

Toekomst

Een van de leuke dingen van mijn baan als BSO juf is dat je in vakanties mee mag op allerlei leuke uitstapjes. Aangezien ik de juf ben heb ik nogal wat invloed op waar die uitstapjes naar toe gaan. Voor ons niet alleen maar speelparadijzen en zwembaden, nee wij zijn gek op kunst en cultuur en lopen dus heel wat musea af. Vandaag was het NAI aan de beurt. Een museum dat wij tot nog toe altijd overgeslagen hebben omdat ze voorheen voornamelijk activiteiten voor onze oudste kinderen hadden.
Maar tegenwoordig hebben ze een heuse kindertoer langs huizen die nooit gebouwd zijn, huizen die alleen weer gesloopt zijn, huizen die nog steeds ergens staan te pronken en huizen die misschien, ooit nog eens gebouwd zullen gaan worden.

Vooral dat laatste vonden de kinderen nogal interessant, door een futuristische tunnel kwamen we terecht in een toekomst die zich voornamelijk in de lucht afspeelt. Zwevende huizen, zwevende trams, zwevende auto’s je kunt het zo gek niet bedenken of het zou gaan zweven. En dat allemaal om de giraffen, aapjes en andere exotische dieren die iedereen in de toekomst als huisdier schijnt te hebben op de grond alle ruimte te geven. Hoe dat moet als je last van hoogtevrees hebt, of wie die dieren dan verzorgt als wij in onze zwevendesteden hoog boven die dieren uit zweven zijn kennelijk vragen die niet gesteld dienen te worden. Onze kinderen stellen ze in ieder geval niet. Ze zijn niet gewend in twijfel te trekken wat er verteld word.

Hoe anders was dat toen ik gefrustreerd thuis kwam van een tekenles. “Mama ze willen dat ik de wereld ga tekenen en hoe die eruitziet in 2000, met allemaal vliegende auto’s en zo, maar ik geloof helemaal niet dat er in 2000 vliegende auto’s zullen zijn. Eigenlijk denk ik dat de wereld er in 2000 precies hetzelfde uit ziet als nu (1995) misschien dat de de gebouwen alleen een heel klein stukje hoger zullen zijn.” “Dan teken je dat toch” stelde mijn moeder me gerust. En dus tekende ik wat flatgebouwen, straten en stoepen. Het was niet dat ik gebrek aan fantasie had, want had je me gevraagd een fantasiestad te tekeken had je de meest wonderlijke bedenksels gekregen. Maar 2000 was een begrip dat zo dicht bij me lag, ik kon me echt niet voorstellen dat mijn nabije toekomst zo drastisch zou veranderen.