Ik zag hoe ze in de metro stapte, een plaatsje koos, net voor mij, en hoe zij mij niet gezien had.
Ik riep haar naam niet, omdat ik eigenlijk druk in gesprek was met een collega die dezelfde kant op moest. Maar mijn blik wordt steeds getrokken door haar. In stilte schreeuw ik, kijk dan om, zie mij, ik zit hier. Maar mijn stille roep wordt niet gehoord, of in ieder geval niet beantwoord.
De collega stapt uit, de volgende halte is de mijne, te kort voor een praatje pot. Maar ik kan de verleiding niet weerstaan, sta op, loop langs haar plaats en drapeer mezelf tegen een paal aan, terwijl ik zogenaamd in de verte staar. Mijn blik vangt die van haar, en ik schrik.
Ik had het haar zo gegund, dat gelukt, dat lichte leven. Nu haar man is overleden, zij vermoedelijk in het huis kan blijven, en drank misbruik en mishandeling haar leven niet meer overheersen. Maar ik zie de zware last die ze al die tijd met zich mee gedragen heeft, en die mij overvalt. Ze was nooit echt gelukkig, ik weet niet of dat domme pech was of dat ze er gewoon weg geen talent voor had.
En nu de kinderen en kleinkinderen weer in de buurt wonen, dacht ik, of nu ja hoopte ik, dat dat geluk dan eindelijk ook zou komen.
Als ik de metro uit stap vang ik nog een keer haar blik. Mijmerend loop ik door. Ik wil meteen alweer dingen gaan oplossen. Vrolijke post versturen. Poppetjes tekenen in de kantlijn. Maar het is mijn zorg niet meer. Het is mijn schoonmoeder niet meer.
Raar hé maar sommige mensen lijken het gewoon niet in zich te hebben om op wat voor manier dan ook gelukkig te worden/te zijn… zo jammer!
Oef! Die kwam binnen!
Sorry, zo ging het in het echt ook wel een beetje. Dat het binnenkwam dan bedoel ik