Het was zo’n avond waarop mijn ex nonchalant aan de bar zit als ik afreken. “Oh is het de eerste van de maand?” zegt hij, als hij een glimp van mij opvangt. Zogenaamd verbaasd. “Ja”, zeg ik verveeld “het is de eerste van de maand, ik ben hier, nog steeds, iedere eerste”. En we kussen in de lucht.
“Wat zie je er mooi uit”, zegt hij, terwijl ik een stap naar achteren doe. Ik glimlach wat en denk “dat kan ik van jou niet zeggen”. Maar ik spreek het niet uit. Onze communicatie speelde zich altijd al vooral in mijn hoofd af. “Nou dag dan hé”, en hij verdwijnt. Misschien omdat hij zich geen houding weet te geven, nu hij mij hier echt tegen komt. Terwijl ik weet dat hij de hele avond al op zoek is naar een glimp van mij.
Eerder was hij al gespot in een café dat uitkijkt op mijn nieuwe straat. Op een tijdstip dat ik normaal ongeveer thuis zou komen. Ik was dus al een gewaarschuwd mens, en zou voor twee moeten tellen.
“Dat was mijn ex”, verklaar ik de rare situatie aan mijn gezelschap. Opdat ze niet denken dat ik altijd zo bitchy en afstandelijk ben.
“Oh?” roept mijn gezelschap uit. En ik zie ze rekenen, om het verschil in leeftijd te kunnen bepalen. Nu zag ik er altijd al jong uit voor mijn leeftijd, en hij oud, wat het verschil alleen nog extra benadrukte.
“Ik ken die man”, zegt een stem uit het gezelschap, “een aardige man”. Dankbaar dat de stilte wordt verbroken herhaal ik, “ja het kan een aardige man zijn”. En verlaat dan ook het café. Om elders verder te gaan, waar nieuwe tradities worden geboren. En er geen exxen zullen zijn die nonchalant aan de bar zullen staan, zogenaamd op niets aan het wachtten.