Wie zijn toch die bezoekers

Wie zijn toch die bezoekers, vroeg ik me af op 3 Januari 2011.
Een vraag die me nog steeds met enige regelmaat overvalt.
Wie zijn toch die lezers van mijn blog, die volgers op Twitter. Waarom komen ze op mij? Wat heb ik ze te bieden. Ik denk dat ik er nooit helemaal aan zal wennen.

Soms dan kom ik hier, op dit weblog en zie ik dat er bezoekers zijn, op mezelf na. In mijn hoofd ga ik het lijstje af, de Parkman kan het niet zijn, die leest mij niet meer, de Gitarist heeft mij nooit gelezen en Mama is echt even iets anders aan het doen. Ook is het niet zo dat ik net een blogje heb geschreven en reclame heb gemaakt op Twitter of Facebook. Dat wil nog wel eens helpen. De enige conclusie is dus dat ik gelezen word! Iets waar ik me toen ik met dit blog begon erg tegen verzet heb. Als ik niemand vertel dat ik blog kan ook niemand me vinden, was zo ongeveer de gedachten. Wat dan de meerwaarde van een blog was weet ik niet helemaal. Misschien de mogelijkheid gelezen te kunnen worden. Maar dan meer toevallig zoals iemand een opengeslagen dagboek leest.
Ik fantaseer graag over wie die lezers zijn, en wat ze hier vinden. Soms krijg ik de nijging koffie of thee voor ze te zetten met een stukje fairtrade chocolade erbij.? Kom maar lieve lezer, vertel me wie je bent, er is zoveel dat je van mij weet, en zo weinig dat ik van jou weet.? Zou ik dan willen zeggen. Maar dat zou onzinnig zijn, het voordeel van lezer zijn is tenslotte dat dit in de luwte kan.

Dus leg ik me er bij neer, ik word gelezen en nooit zal ik weten waarom of door wie, nooit zal ik weten of het mijn buren zijn of iemand die me vriendelijk groet op straat. Het is maar goed dat ik geen boek heb geschreven voor een massapubliek.

Dag Vlindermeisje

4 januari 2011

Op de deurmat ligt een kaartje, een kaartje voor mij, zoveel is duidelijk. Waarom zou iemand Huisgenoot immers een kaartje met vlinders erop sturen? Bovendien Huisgenoot is bijna geen Huisgenoot meer, nog even en dan word Huisgenoot weer gewoon Marinus en Neelis word Huisgenoot, of Huisgenoot twee liever gezegd. Langzaam aan komen er steeds meer spullen van Neelis en gaan er steeds meer spullen van Marinus, het zou dus niet logisch zijn als mensen nog kaartjes met vlinders erop voor hem naar dit adres sturen. Vlinders op kaartjes wijzen op privé post. Op met de handgeschreven boodschappen, op mensen die mij kennen, die moeite voor mij gedaan hebben, die zich in mij verdiept hebben. Een vlinder is voor mij een zeer sterk symbool. IHet staat voor transformatie, voor verandering, processen die ik belangrijk vind, waar ik me graag mee bezig hou.

Ik probeer te raden van wie de kaart is, misschien van die ene oud collega, die ik overigens nog steeds een kaartje terug moet sturen, even voel ik me schuldig. Of van mama anders, het is een mooie kaart, mama zou zoiets uit kunnen kiezen. Maar het handschrift is niet van de oud collega en ook niet van mama. Het duurt even voordat ik het kan plaatsen. Dan vallen puzzelstukjes op zijn plaats en ontstaat er alleen nog maar meer verwarring.

Het is een kaart vol dank je wels. Dank je wel voor een leuke tijd, dank je wel voor lieve woorden, dank je wel voor je kaarten, dank je wel voor je brieven, dank je wel voor je kusjes, dank je wel voor je knuffels. Heel lief en het ontroerd me, maar een jaar te laat. Vorig jaar hoopte ik op waardering voor mijn kaarten en mijn brieven. Vorig jaar dacht ik, vind ooit nog maar eens een meisjes dat zo leuk is als ik, een meisje dat je iedere dag kaartjes en briefjes stuurt of kleine attenties geeft bij wijze van advent kalender. Vorig jaar fantaseerde ik hoe die briefjes en kaartjes met een lintje eromheen bewaard zouden blijven, hoe hij ze later nog eens door zou lezen, met een glimlach op zijn gezicht, denkend aan mij, dat kleine gekke meisjes dat zijn leven zo vrolijk in gevlinderd was. Maar vorig jaar kwam er niets. Geen dank je wel, geen wat fijn, geen wat lief, geen dat heb je leuk verzonnen, helemaal niets. Het maakte dat ik me klein en onzeker voelde. Werd ik nu wel of niet gewaardeerd? Mocht ik bestaan? Werd het op prijs gesteld dat ik er was? Of was ik weer eens te veel, te intens en te overweldigend?

En nu dus dat kaartje, zorgvuldig voor mij uitgezocht. Dat kaartje vol met dank, dat kaartje vol met waardering om wie ik ben, om wie ik was, want ik ben gegroeid, veranderd, getransformeerd! Ik doe mijn best niet achter alles een dubbele betekenis te zoeken, om niet te lezen ik mis jou even veel als jij mij hebt gemist. Om niet te lezen, bij jou weg gaan was een fout die ik niet had moeten maken, maar ik was bang. Ik doe mijn best om alleen maar te lezen dank je wel dat je in mijn leven was, maar vlindertjes die moet je niet bewaren in een potje, dan krijgen ze geen lucht en gaan ze dood. Vlinders die moeten vrij rond vliegen zodat zoveel mogelijk mensen hun schoonheid kunnen zien. Vlinders hebben ruimte nodig om te kunnen fladderen. Dus dag lief vlindermeisje, sla je vleugels uit en wees vrij en als het je uit komt vlieg dan langs mijn raam, zodat ik naar je kan zwaaien

Oma

Februari 2011

Zaterdag stierf ik een Sjamanistische dood. Een heftig ritueel waarbij je alles achter je moet laten om weer helemaal helder en schoon opnieuw te kunnen beginnen. Zondagnacht stierf mijn oma. Alleen voor haar is er geen kans meer om helder en schoon opnieuw te kunnen beginnen. In ieder geval niet in dit leven en of ik geloof in levens na of voor dit leven weet ik niet zeker. Ik vind het een prettige gedachten dat dingen beperkt eindig zijn. Dat er nieuwe kansen zijn. Maar acht de kans ook groot dat dood gewoon dood is, dat er daarna alleen maar een oneindig niets is. Uit niets ben je gekomen en tot niets zul je wederkeren. Zoiets.

Ik had geen band met mijn Oma. 18 jaar geleden heb ik al afscheid van haar genomen. Of eigenlijk nam zij afscheid van mij, ik was een meisje van 10 en had daar zelf geen invloed op. Natuurlijk had ik in de jaren daarna contact kunnen zoeken met haar. Er is ook wel een vluchtig contact geweest een keer in de 5 jaar of zo. Maar wij waren zo van elkaar vervreemd dat we beide niets meer in elkaar vonden.

Ik ben daar boos over geweest. Waarom kunt u niet van me houden? Waarom interesseert het u zo weinig wat er in mijn leven afspeelt. Weet u wat mij bezighoud? Wat ik doe? Waarom ik doe wat ik doe? Dit zijn vragen die ik stelde aan de wind, aan de bomen, aan zomaar een ster of aan mezelf. Antwoorden kwamen nooit.

Vandaag was ik op haar crematie. Ik was niet van plan te gaan. Wat had ik daar nog te zoeken? Het afscheid was al genomen. Maar mijn vader en zusjes zouden gaan en zouden het opprijs stellen als ik mee zou gaan. Bovendien waren er neven geweest die moeite hadden genomen mij te berichten over haar overlijden. Misschien dat deze het op prijs zouden stellen als ik er zou zijn. Dus ik ging.

Ik hoorde verhalen over een vrouw die warm en hartelijk geweest was. Verhalen over een vrouw die ik niet herkende maar ik begreep dat de sprekers oprecht waren, dat ze vanuit hun hart spraken. En langzaam viel de woede van mijn schouders af. Ik kon oprecht blij zijn dat ze voor mijn neefjes wel een liefdevolle rol had vervult. Dat er mensen zijn die haar zullen missen. Dat er mensen zijn in wie ze wel geïnteresseerd was. En dat ze dat niet in mij was dat heeft pijn gedaan maar is niet meer te veranderen.

Ze is dood, er kan niet meer helder en schoon opnieuw begonnen worden. Dat geeft vooral een hoop rust. Ik hoef me niet meer af te vragen waarom dingen zijn zoals ze zijn, ik hoef me niet meer af te vragen of ik haar al dan niet moet opzoeken (een vraag die vanaf mijn 12e regelmatig in mijn gedachten en gevoelswereld opspeelden) ik hoef me niet meer af te vragen of ze weet wat me bezighoud. Ik kan het afsluiten, het achter me laten. En als ik nu vertel dat ik geen opa’s en oma’s meer heb dan is dat niet alleen een knagend gevoel, dan is dat ook stoffelijk zo.

Oma, ik heb u nauwelijks gekend, zoals u mij nauwelijks gekend heeft. Het voelt zelfs vreemd om u Oma te noemen, omdat dit een geuzennaam is voor een oude vrouw die een bepaalde rol vervult, een rol die u voor mij niet vervult heeft. Het is te laat voor verwijten.  Dag Oma, rust zacht.

schelp en parel

schelp

Op mijn altaar ligt al jaren een schelp als symbool voor de godin. Omdat de schelp hol is strooi ik er soms wat zout in als symbool voor aarde, of brand ik er wat wierrook in als symbool voor lucht. Ik heb nog 9 van deze schelpen. En hoewel ze er bijna identiek uitzien, is mijn schelp toch bijzonderder. Ook had ik een worksop, over Zoe de kleine zeemeermin die op zoek ging naar de mooiste schelp van de zee. Ik had bedacht dat ik een piepschuim balletje parelmoerkleurig  zou laten verven en in de schelp zou laten plakken. Er was alleen een probleem, er deden tien kinderen mee aan de workshop, en ik had maar 9 schelpen. En 9 schelpen is er een te weinig.

Nu was er nog geen les geweest waar ook daadwerkelijk 10 kinderen aan mee deden. Dus bedacht ik dat ik voor de vorm best mijn altaarschelp mee kon nemen. Zodat het zou lijken alsof ik wel genoeg materiaal bij me had, maar eigenlijk zou ik schelp nummer 10 gewoon weer mee naar huis nemen. Een voor een kwamen de kinderen het workshop lokaal binnen, ik telde er al, 5, 6,7,8, het ging er om spannen, 9, laat dit de laatste zijn, nee hoor, 10! Koortsachtig dacht ik na, wat te doen? Moest ik ze per twee tal een schelp laten maken? Maar dan zouden ze veel te snel klaar zijn? Kon er niet gewoon eentje ziek worden? Konden we de schelpen niet gewoon tekenen? Dat is toch ook heel leuk? Ik kwam er niet uit, dus besloot ik maar schepen uit te delen. Alleen nu de vraag aan wie moest ik mijn altaarschelp uitdelen? Ik wilde dat hij bij een bijzonder kind terecht zou komen. Iemand die hem zou bewaren ook, niet iemand die hem in de prullenbak zou gooien. Terwijl ik aan het peinzen was trok er een meisje aan mijn arm, “juf, ik wil die schelp hebben”, en ze wees mijn altaarschelp aan.

Glimlachend overhandigde ik haar mijn schelp. Nee, ik zeg het verkeerd, ik offerde haar mijn schelp. En ik voelde dat het goed zat, zij zou mijn schelp begrijpen, er moest een reden zijn dat zij perse deze wilde hebben. Ondertussen dacht ik diepe boeddhistische gedachten. Dat het maar gewoon een schelp was, maar gewoon een symbool, niet de godin zelf, dat iedere andere schelp het ook prima op mijn altaar zou doen, dat ik er niet zoveel waarde aan moest hechten en dat dit toch wel echt offeren is.

En  zo bleek deze laatste les dus vooral voor mij een les te bevatten

……

Parel

Toen ik net begon met bloggen was het meest gehoorde commentaar “je leest zo lekker weg”. Een opmerking die ik overeen vind komen met “Wat vind je van mijn nieuwe bank?” “Hij matcht wel goed bij je bloempotten”. Of “wat vind je van mijn nieuwe servies?” “Tja,(ongemakkelijke stilte) heel apart”. Ik nam me dan ook stellig voor te stoppen met bloggen als deze opmerking nog een keer gemaakt zou worden. Ik wil niet dat mijn schrijfsels bij de bloempotten matchen, of dat mensen er ongemakkelijk stil van worden als ze vinden dat het ter sprake moet komen. Het gekke is dat sinds die dag de commentaren veranderden.

Nooit meer hoor ik dat ik zo lekker weg lees. Nee, nu word ik op verjaardagen voorgesteld als Laura die altijd van die leuke stukjes schrijft. Of laten moeders van vrienden via hun zonen weten dat ze zo genieten van mijn stukjes (dank je wel mama van Aldo). Soms zeggen mensen dat ze een zin zo mooi gekozen vinden, of dat een sfeer zo duidelijk voelbaar is dat ‘ie bijna tastbaar word. Hoewel ik natuurlijk niet voor anderen schrijf, en ik het echt veel belangrijker vind dat ik zelf kan genieten van het schrijven, word ik van dat soort commentaren toch wel heel blij. Het voelt alsof ik een groei heb doorgemaakt. Alsof ik echt beter ben gaan schrijven (wat ook wel zo is).

Maar het aller mooiste compliment kreeg ik dit weekend. Een Regenboog vriendin was zo onder de indruk van mijn schelpen verhaal dat ze er door geïnspireerd raakte. Als ik een schelp die voor mij bijzondere waarde had opofferde aan een kind, dan kon zij ook wel een bijzondere schelp aan mij offeren. En dus kreeg ik een schelp die zo mooi is dat ik hem bijna niet aan durfde te nemen. Maar als Regenboog vriendin een geschenk van uit haar hart geeft dan durf je niet eens tegen te stribbelen. Dan is de enige gepaste houding een knuffel en een dank je wel. Ze vertelde over het eiland waar de schelp vandaan kwam en hoe ze hier vele jaren met veel plezier vakantie vierde. In poëtische bewoordingen beschreef ze de kleur van de zee en de structuur van het zand. Ze had er ook nog een parel in willen doen, maar had deze niet kunnen vinden. Ik glimlachte, ik heb geen parel nodig, het verhaal dat aan deze schelp zit is een parel waar geen echte parel tegen op kan.

Dank je wel Regenboogvisje!

Misschien

16 februari 2011

Fictie

Ze heeft niet veel inbeeldingsvermogen nodig om te bedenken hoe hij daar zit. De derde barkruk bij binnenkomst in het rokershok, zodat hij met de barman kan praten over de lekkere wijven die binnen komen. Maar er komen geen lekkere wijven binnen dus word er zwijgend naar een wedstrijd gekeken.

De wedstrijd interesseert hem niet, wel vind hij het fascinerend dat er op ieder scherm een andere wedstrijd te zien is. Zijn gedachten laten de spelers van het ene scherm naar het andere scherm lopen. Ze zullen raar opkijken daar op de tribune, als er ineens een american football speler het voetbalveld op komt lopen. Hij lacht, voor niemand is duidelijk of hij lacht om een grap die niemand hoorde of een grap die door niemand verteld werd. Beide opties stemmen hem mistroostig. Schaamt hij zich? Nee, hij is de schaamte al lang voorbij, en dat maakt hem nog mistroostiger. Hij weet zichzelf geen houding te geven en besteld nog maar een bier. Iets met een ingewikkelde naam, iets met een anekdote, dan kan hij de barman daar mee vermoeien en verstrijken er weer drie minuten. Maar de barman luistert maar met een half oor, omdat hij wel ge?eresseerd is in de wedstrijd. Hij doet alsof hij ineens een ingeving heeft en pakt een pen en een papiertje uit zijn binnenzak. “Football” en “Voetbal” krabbelt hij, en “daar zullen ze raar van opkijken”. Als er iemand probeert mee te lezen zullen ze niet snappen wat er staat, de moeite is tevergeefs, er is niemand die mee wil lezen.

Hij kijkt op de klok, half twaalf nog maar, zijn ogen speuren de omgeving af, nog steeds geen lekkere wijven. Bij de deur blijven zijn ogen hangen, misschien dat ze binnenkomt, vroeger zou zijn hart dan opgesprongen zijn, nu zou hij niet weten hoe hij zou moeten reageren. Misschien dat hij haar zou kunnen vertellen dat hij een draakje voor haar zou slachten, misschien zou hij kunnen vertellen dat hij tot drie uur op haar zou wachten, dat hij tot drie uur op haar heeft gewacht, avond aan avond, maar dat ze nooit meer door die deur kwam. Misschien kon hij vertellen dat hij een ex van haar zou vermoorden. Misschien dat ze daar om zou moeten lachen. Misschien dat niemand dan door zou hebben of ze zou lachen om een grap die niet verteld werd of een grap die niemand hoorde.

Nee, ze heeft niet veel inbeeldingsvermogen nodig om hem daar voor zich te zien. Om zijn eenzaamheid te voelen die als een lodenlast op haar schouders drukt. Om te zien hoe hij opstaat, de avond al opgevend voordat deze goed en wel begonnen is. Maar ook vanavond zal ze niet door die deur komen. Ook vanavond zullen haar voeten elders dansen, lichtvoetig zal ze zijn, zijn ijzeren greep zal verslappen. Ze zal niet meer achterom kijken, dat weet hij ook wel, ze zal de deur gesloten houden, het heeft geen zin meer om te wachten.

Rondom zien

Vroeger deed ik nog weleens iets spannends. Mee doen met een schrijfwedstrijd bijvoorbeeld. Hier won ik een publicatie mee.

17 maart 2011

Zien

“Jij hebt de dingen niet nodig
om te kunnen zien.

De dingen hebben jou nodig
om gezien te kunnen worden.”

Dit gedicht las ik op de muur van de Rotterdamse bibliotheek in de Hoogstraat toen ik een jaar of 17 was. Wie het geschreven had wist ik niet, vond ik ook niet belangrijk, het ging er niet om van wie het was, het ging om de betekenis, en die was diep vond mijn 17 jarige hart. Ik nam de zinnen over in mijn gedichtenschriftje en herlas ze wel honderd keer.

Eerst maakte het me boos, natuurlijk heb ik wel dingen nodig om te kunnen zien, zonder bril zie ik geen steek! Maar al snel veranderde deze vier simpele zinnen mijn kijk op de wereld. Want hoewel ik die bril nodig heb om te kunnen zien, is dit het enige object dat ik nodig heb om te kunnen zien. Al het anderen dat ik droeg om mij mooi te maken aan lijfsieraden en kleding had mij nodig. Een stel laarzen hoe prachtig ook blijft levenloos als ze geen voeten hebben om zich omheen te plooien. Feestelijke jurkjes worden door niemand gezien als ze in de kast blijven hangen. Mijn hele button collectie en mijn bolhoedje blijven verborgen voor de wereld als ik ze niet mee naar buiten neem om gezien te worden.

Sinds dien ben ik een ander persoon, ik ben niet meer dat muurbloempje, ik ben niet meer onzichtbaar als het behang. Want ik heb een missie, er zijn dingen die gezien moeten worden, en ik moet ze tentoonstellen! Ik moet ze mee naar buiten nemen om te spelen.

Inmiddels weet ik dat het gedicht een liefdesgedicht is van K Schippers. Toepasselijker kan het bijna niet. Het gedicht dat mij leerde om liefde te hebben voor mezelf en de wereld om me heen, waardoor ik me soms zo bedreigd kon voelen, omdat iedereen zo groot was en ik zo klein, was ook bedoeld als liefdesgedicht!

Ik lees het nog steeds graag en vraag me dan af of het de ogen van de vrouw waarvoor het bestemd was ook geopend heeft. Of zij vanaf die dag met een heldere blik de wereld in gekeken heeft. En met opgestoken krulletjes en mooie spulletjes rond geparadeerd heeft omdat ze het verdiend gezien te worden.

Spelen alsof je een groot mens bent

12 april 2011

Ik wil dingen graag goed doen. Misschien wel tot het verdrevenen toe. Als ik ergens uitgenodigd word probeer ik een goede gast te zijn. Dat ik vegetariër ben en dus geen vlees eet vind ik vaak al heel vervelend voor mijn gastheren of vrouwen. “Ik eet soms wel vis hoor”, zeg ik er dan snel achteraan in de hoop dat dit het zonder vlees koken wat makkelijker maakt. Gastheren en vrouwen schijnen het vaak veel minder een probleem te vinden. Stiekem wilde ze al weken dat ene vegetarische recept uitproberen, maar komen ze daar niet toe omdat ze zo in de routine van aardappelen, groenten en vlees zitten.

Daarnaast probeer ik attent te zijn. Iets mee te nemen. Een bloemetje, een flesje wijn of een doosje chocolade.  Vaak denk ik daar pas zo laat aan dat ik niets meer kan halen omdat naar de winkel rennen betekend dat ik te laat ga komen. Het is dan of met lege handen aankomen of hopen dat ik nog iets in huis heb dat ik mee kan nemen. Ja ik weet het, heel slecht. Maar het gaat om het gebaar, bovendien zou het iemand uit maken of dat flesje wijn bij mij uit de kast komt, of dat ik nog even naar de AH gerend ben?

Dan komt nog de beproeving van een goede tafeldame zijn. Gespreksonderwerpen aansnijden, waarbij gelet moet worden op welke onderwerpen bij wie vermeden moeten worden. In het algemeen geld dat de onderwerpen luchtig moeten zijn en politiek vermeden moet worden.

Als je dat allemaal zonder kleerscheuren gelukt is moet je nog aanvoelen wanneer je moet vertrekken. Hierbij geld vooral dat je gevoelig moet zijn voor hints. Beginnen mensen te gapen of dingen te zeggen als “ik ben toch wel moe” of “morgen moet ik ook weer werken hé” weet je dat je er eigenlijk al te lang bent en dat je binnen tien minuten buiten moet staan. Aan de andere kant wil je ook niet direct na het eten verdwijnen. Dat staat weer zo onbeschoft en alsof je alleen voor het eten bent gekomen.

Kortom ik ben blij dat het erop zit. Spelen dat je een groot mens bent valt nog lang niet mee als je het goed wilt doen!

Sportpaleis

19 maart 2011

Zusje laat me trots haar sportschool zien, daar is het zwembad en daar de sauna wijst ze, en boven kun je fitnissen, hier links zijn tennisbanen en daar achter kun je squashen. Ze word steeds enthousiaster naar mate ze me meer van het sportpaleis laat zien. Ik voel me steeds kleiner worden. Hoewel ik me mee laat slepen door haar enthousiasme overvalt me ook een weemoedig gevoel. Ik denk terug aan toen wij nog kleine meisjes waren en we op aerobics zaten in een sportschool ergens achteraf. Niet meer dan wat kleedkamers, een paar fitness apparaten en een zaaltje vol met matjes, steps en gewichtjes. Ik vond het heerlijk om in apparaten te hangen waar ik eigenlijk te klein voor was, of me moe te rennen op de loopband om na een uurtje mijn rolschaatsen weer onder te binden en mijn laatste energie op te skaten onderweg naar huis.

Maar vandaag zijn we hier niet voor zwembaden of sauna’s en weemoedige gedachten zijn ook niet toegestaan. Nee, wij moeten ons nonchalant met een handdoekje over onze schouders bewegen tussen het zelfverzekerde sportende publiek, want vandaag neemt zusje mij mee naar een lesje zelfverdediging.

Of we weleens eerder iets hebben gedaan met zelfverdediging vraagt de meneer die deze les verzorgt. “Iets van Judo of Karate ofzo?” suggereert hij. Ik maak een opsomming van alle proeflessen en cursusjes die ik gevolgd heb. Tae Kondo, Kikckboksen voor meisjes gecombineerd met zelfverdediging en Kung Fu. Vooral de Kung Fu vind hij interessant. Ik roep er nog snel achteraan dat ik dat helemaal niet zo lang heb gedaan. Ik wil de verwachtingen van mijn kunnen natuurlijk niet te hoog gespannen hebben.

Dan begint de les, zusje en ik staan tegen over elkaar en moeten elkaars hand weg duwen zonder het contact te verliezen. Kennelijk doen we dit niet goed want we moeten van partner wisselen. Uiteindelijk sta ik tegen over een grote jongen met lang haar en woeste piercings. Het komende uur moet ik me door  hem laten aanvallen en wurgen om vervolgens uit zijn greep ontsnappen. Ik ontsnap keer op keer, tot hij echt kracht begint te zetten en ik me realiseer dat ik ook met al deze truckjes gewoon de sigaar ben als het er op aan komt.

Dan is het uurtje weer afgelopen. Zusje en ik sjokken met onze handdoekjes over onze schouder zelfverzekerd tussen de sportende mensen massa door. Volgende keer mag ik mee zwemmen en fitnissen, misschien ook nog wel squashen. Ik kijk er met weemoed naar uit!

Transgender

14 april 2011

Nog voordat een van mijn beste vriendinnen vertelde eigenlijk geen vriendin te zijn.

In Apollo is een themacafé over Transgenders. Niet een onderwerp waar ik direct iets mee heb, maar een van de spreeksters is een vriendin van een vriend van mij. En vriendinnen van vrienden moeten gesteund worden zeker als ze over zo’n moeilijk onderwerp gaan praten. Kennelijk waren er meer mensen die daar zo over dachten want het zit goed vol en gaandeweg de avond komen er steeds meer mensen bij.

De vriendin van een Raafje doet haar verhaal. Ze verteld hoe ze vroeger een stoere jongen was geweest, omdat ze zich een houding probeerde aan te meten maar dat ze zich eigenlijk nooit lekker voelde in die rol, er klopte iets niet. Hoe ze via Kelly op televisie ontdekte wat er niet klopte, ze zat in een verkeerd lichaam. Daarna volgde een slopend proces van naar winkels toe gaan om meisjes kleren te kopen maar toch met lege handen weer terug te gaan. Tot ze uiteindelijk een keer wel durft en meteen voor 200 euro aan make-up koopt en bovendien ook nog aan het winkelmeisje verteld dat het voor zichzelf is. Het meisje reageert, gelukkig, goed en er volgen meer aankopen. Stiekem in zijn kamer verkleedde hij zich tot wat hij nu is, een meisje. Maar het kon natuurlijk niet eeuwig stiekem door gaan. Dus werd het verteld aan moeder en zusjes die gelukkig ook open minded reageerden. Hierdoor gesteund kon hij naar de juiste instanties bellen en begon er een proces van psychelogische tests, een jaar lang als meisje leven en uiteindelijk de operatie. Zo komt het dat we nu luisteren naar een prachtige, stoere vrouw! Er is lef voor nodig om zo openhartig voor een groep te spreken. Veel dingen die ze verteld klinken herkenbaar omdat ze overeenkomen met een “gewone” coming out. Maar als je homo, lesbisch of bi bent houd het op na die coming out. Hier begint het dan pas echt.

Ze vertelde hoe ze als man al in de kinderopvang had gewerkt en hoe moeilijk ze het vond om als vrouw weer terug te keren. Zeker als invalkracht. Iets waar ik me heel goed iets bij kan voorstellen. Het is sowieso al lastig hoe collega’s, kinderen en ouders op je reageren als je invalkracht bent, laat staan als er iets anders dan anders aan je is. Maar ze zet de stap en het blijkt mee te vallen, inmiddels heeft ze een leuke baan op een BSO. Mijn netwerkantennes reageren meteen.

“Wat leuk dat je op een BSO, werkt, dat wist ik helemaal niet”. Begroet ik haar dus in de pauze. Ze verstaat me verkeerd en zegt “Ja natuurlijk kan dat”. Iets dat mij overduidelijk lijkt, je veranderd van geslacht, je bent niet ineens gehandicapt, het lijkt me dat je alles wat je daarvoor ook kon, en dat niet geslacht specifiek is nog steeds kunt. “uhhu, roep ik, maar ik wist het niet, ik vind het leuk”. Verbaasd kijkt ze me aan. “Maar Laura, we hebben samengewerkt, weet je dat niet meer”. Ik graaf in mijn geheugen, maar ik ken niemand die me aan dit meisje doet denken. Dan noemt ze me haar oude naam en vallen puzzelstukjes op zijn plaats. Het was een stagiair geweest op een andere vestiging, die wegens persoonlijke problemen was vertrokken. Niemand had ooit naar de aard van die problemen gevraagd, dat had ongepast geleken. Even voel ik me zo stom. Al een jaar lang moet ze gedacht hebben dat ik wist wie ze was, en al die tijd wist ik van niets. Nu ik terug reken moet het wel heel vlak na de operatie geweest zijn dat ik haar leerde kennen. Wat moet dat moeilijk voor haar geweest zijn. En wat ben ik onopmerkzaam geweest. Dan weten vrienden relativerende dingen te zeggen. Ze ziet het vast als een compliment, dat jij haar niet herkende moet wel zeggen dat de operatie goed gelukt is. Laten we dat dan maar hopen!

Missie completed

1 april 2011

Een van de meiden van mijn vorige werk nodigt me uit om bij haar en haar ouders te komen eten.  Omdat ik het altijd erg naar mijn zin heb gehad bij mijn vorige baan en dit een van de kinderen was die zeker heeft bijgedragen aan mijn leuke tijd daar neem ik de uitnodiging graag aan. En zo komt het dat ik met een bosje bloemen in bus 35 op weg naar Nieuw Terbregge ben. Een bosje bloemen maakt een mens meteen interessanter bedenk ik me. Zou iemand het gekregen hebben? Zou iemand het gaan weggeven? En ter gelegenheid waarvan? Zou je aan de manier waarop iemand bloemen vast houd kunnen zien of iemand het weg gaat geven of gekregen heeft? Misschien moet ik vaker reizen met een bosje bloemen.

De straat waar het meisje woont herinnerde ik me nog, het precieze nummer was ik alleen vergeten. Ik tikte haar naam in op google, in de hoop ergens in een online telefoonboek of zo, een adres te vinden. Het enige dat ik vind is iemand met een Linked in profiel. Nu is de tijd best snel gegaan, en worden kinderen groot in een handomdraai, maar ze leek me toch echt te klein voor Linked in.  Zonder nummer loop ik vol vertrouwen haar straat in. De ijdele hoop hebbende dat ik het huis wel zal herkennen.  Als ik de straat in loop en bij mensen naar binnen probeer te gluren moet ik bekennen dat dit plan onzinnig was. Wat verwachtte ik nu helemaal? Dat het huis zou oplichten en er een pijl boven zou verschijnen alsof ik in een computer spelletje beland ben? HIER MOET JE ZIJN! MISSIE COMPLETED!

Mijn ogen speuren de omgeving af, misschien fietst er ergens een kind, kinderen weten feilloos waar andere kinderen wonen. Maar het is etenstijd, er zijn geen kinderen. Ineens voel ik me belachelijk met mijn bosje bloemen. Dan hoor ik mijn naam roepen en staan twee ouders vrolijk te wuiven. Ik was van plan de bloemen aan het meisje te geven, maar ik zie haar niet, dus geef ik ze aan haar moeder die me er vervolgens op attendeert dat ik ze beter aan haar dochter kan geven. Zie je wel, alles komt goed, denk ik.

De dochter komt naar beneden en ik concludeer dat het een meisje is. Misschien een overbodige conclusie, maar ik bedoel een echt meisje. Vroeger was ze een tikkeltje jongensachtig geweest, maar nu stond er een jonge dame voor me. Uiterst beleefd en beheerst wissels ze beleefdheden uit. Haar correcte manier van spreken doet me denken aan mezelf op die leeftijd. Ik schepte er genoegen in zo accentloos mogelijk te spreken. Iets waardoor vrienden me nog steeds plagen met mijn kinderen voor kinderen accent.

Ook ik schijn een transformatie door gemaakt te hebben. Waarbij denk ik vooral gedoeld word op het ontbreken van dr Martens en vreemde niet voor de hand liggende kleurencombinaties. Misschien ben ik stiekem iets meer een mevrouw geworden dan ik ooit zal toegeven.

Na de beleefdheden was het tijd voor eten, onderweg in de bus had ik me nog afgevraagd wat ik zou moeten doen als de gesprekken heel stroef zouden verlopen, of wat ik moest doen als ik niets om te zeggen wist. Maar dit was een bezorgdheid die nergens op sloeg. De gesprekken verliepen alsof er geen drie jaar tussen had gezeten. Als mensen oprecht geïnteresseerd zijn in elkaar maakt het niet uit of je 8 of 88 bent. MISSIE COMPLETED!