Een stads sprookje
Iedere zondag trakteert Petepel ons op een vraag over boeken. Ik loop nog een week of twee achter, maar dat geeft niet. Ben gewoon niet zo’n haantje de voorste.
Kennelijk circuleert er sinds 2010 een 30 day challenge lijstje over liedjes. En kennelijk heeft 3 fm dat in 2011 opgepakt en in het Nederlands vertaald. Kennelijk weet iedereen daarvan en heeft iedereen daar lang en breed aan meegedaan. Iedereen behalve ik.
En dat terwijl ik best van een uitdaging hou.En van muziek ook nog eens.Om nog maar te zwijgen over muzikale uitdagingen. Een paar jaar geleden had ik een vriendje die regelmatig met zijn oude vrienden muzikale uitdagingen hield. Het gastgezin verzon een thema, en iedereen dook in zijn platenkasten om muziek te over dat thema te vinden waar ze elkaar dan een middag, een avond, een dag mee imponeerde. Ik mocht nooit mee, omdat ik de voor de buitenwereld niet bestaande minnares was.Maar iedere keer bedacht ik wel wat ik zou laten horen in de genoemde thema’s.
Met de 30 song challenge krijg ik de kans om dat in te halen, maar niet 30 dagen achter elkaar. Dan gaat het me vervelen. Wil ik ook wel weer eens iets anders doen. Een foto maken, een boek lezen, een blogje schrijven over mensen die ik zomaar tegen kom, op mijn werk of op straat. Ik zal dus maar een vraag per week beantwoorden. En het op die manier uitsmeren over 30 weken.
Vraag 1
Sing a song Sally gaf mij de kracht om door te gaan, geeft mij de kracht om door te gaan. Toen, nu en voor altijd.
Een man met een dikke baard roept dat vrouwen zich allemaal verstoppen achter hun masker van make-up. Zijn vriend beaamt dat, je wilt niet zoenen met een meisje met lippenstift, doet hij er nog een schepje bovenop. Ik kan alleen maar naar die baard kijken, en heel hard lachen. Ik denk dat dat laagje rood op mijn lippen juist benadrukt wat hij verstopt achter zijn baard. Om nog maar te zwijgen over zoenen met zo’n prikbaard.
Het jongetje van 4 vraagt of ik zijn schoen wil dichtmaken.
Natuurlijk wil ik dat, ik ben namelijk afgestudeerd in schoenen, schep ik op.
Het jongetje kijkt me aan en zegt dan, “Oh, dan kunt u schoenmaker worden”.
Ik zeg dat ik dan nog een beetje door moet studeren, dat mijn specialiteit vooral ligt in het schoenen dicht maken. Maar ook daar heeft hij een oplossing voor, in het winkelcentrum zit een hele goede schoenmaker die hij kent, die wil mij het vak vast wel leren, hij zal wel even een goed woordje voor me doen.
Ik geloof dat deze schoenmaker zich maar bij haar eigen leest houd.
Ik had bedacht dat ik een strijkijzer nodig had. Volgens mij moet er nog een zitten in een half uitgepakte doos. Maar ik weet niet meer welke. Dus ga ik naar de Mediamarkt. Als ik voor de strijkijzers sta duizelt het me. Welke moet ik nemen? Mijn collega’s hebben het over stoommachines, je hoeft er maar naar te kijken en je kleren zijn kreukvrij, als ik hen moet geloven. Zoiets lijkt me wel wat, maar die apparaten zijn nogal groot en lomp. Waar moet ik dat laten als het niet in gebruik is.
Terwijl ik dat sta te overpeinzen is er een medewerker achter me komen staan. “Kan ik u misschien helpen”, vraagt hij. En ik zeg dat ik een strijkijzer zoek. Dat was hem al opgevallen, grapt hij. Is het alleen voor jezelf, of heb je een gezin met 12 kinderen, vraagt de medewerker die kennelijk in een jolige bui is. Nee, alleen voor mij, stamel ik, terwijl ik denk aan hoeveel was je hebt als je 12 kinderen hebt. Dan heb je deze dus niet nodig, en hij loost me naar de simpele strijkijzers. Kennelijk mag je als je alleen bent geen stoommachine waar je maar naar hoeft te kijken en je kleren zijn kreukvrij.
Je kunt prima af met een goedkopere. Hij trekt er een uit het schap maar vind die bij nader inzien toch te duur. Hij kost 20 euro meer dan nodig omdat er Philips opstaat, zegt de verkoper. Ik geloof hem. En die dan, wijs ik naar het goedkoopste model dat ik had kunnen vinden. Die lijkt me prima voor jou zegt hij. Ik knik instemmend, hij is paars, en was daarom al mijn eerste keus. Tevreden loop ik naar de kassa.
Door de vakantie is mijn rooster anders dan anders. Een of andere onverlaat heeft mij vooral veel vroege diensten gegeven. Waardoor ik ineens middagen vrij ben. Ik weet niet wat ik met die tijd aan moet.Besluit dat ik mijn nichtje toch wel heel erg mis en dat ik haar mee wil ontvoeren naar de bioscoop. Ze is vast nog nooit in de bioscoop geweest. Maar er zijn geen films voor kinderen onder de 6. Nichtje (en vooral haar moeder) vinden het ook wel leuk als ik ze mee uit eten neem. Nu ja, vooruit dan maar.
Jij mag kiezen waar we gaan eten, zeg ik tegen nichtje. En mijn plan was haar te laten kiezen uit 2 eetcafés waar we langs zouden lopen. Dat zij dan mocht aanwijzen welke ze het gezelligst vind. Maar nichtje heeft duidelijk andere plannen. Met haar 3 jaar kijkt ze me aan en zegt, dan wil ik sushi eten. Want sushi is mijn lievelings.
Welk boek lees je op dit moment?
Ooit was ik een braaf meisje dat netjes een boek uitzocht en dat dan uitlas alvorens ik een nieuw exemplaar uit de kast pakte. Ik kocht ook nooit een boek voordat ik de boeken die ik had uit had. Maar ergens ging er iets mis.
In mijn tas zit “de Dagen van de bluegrass liefde” Omdat het een boek is dat precies het formaat heeft dat in mijn handtas past. En ik nu eenmaal graag boeken lees waarin homoseksualiteit een van de thema’s is.
Het is geschreven door Edward van de Vendel. En dat is dan weer iemand waar ik nog nooit van gehoord heb. Maar als ik de achterkant van het boek moet geloven is hij sinds 2001 full time schrijver. Daarvoor zat hij, hoe kan het ook anders, als kinderboekenschrijver, in het onderwijs.
Hiervoor zat “Aan de andere kant van de maan” een boekje met korte verhalen van Jan de Zanger in mijn tas. Ik heb graag bundels van korte verhalen in mijn tas omdat die zo lekker weglezen in de metro. Je hoeft je aandacht dan niet zo bij een lang en ingewikkeld verhaal te houden. Iets dat ik nogal lastig vind als je maar kort achter elkaar kunt lezen.
Naast mijn bed ligt een boek van John Irving,dat echt niet in mijn tas pas, ‘Een zoon van het circus’, gekregen van een ex met de mededeling dat het niet om doorheen te komen is, net zoals alles van John Irving in zijn ogen slecht en niet om doorheen te komen is. Dat ben ik grondig met hem oneens. Ik heb genoten van “de Regels van het ciderhuis”, “Tot ik jou vind” en “Weduwe voor een jaar”. Laatst zag ik meneer Irving in zo’n programma over boeken, waar hij iets mocht vertellen over zijn laatste nieuwe, en ik kon niet anders dan blijven kijken en luisteren naar deze meneer en zijn vreemde visie op de wereld. Maar met “een Zoon van het circus” heb ook ik moeite. Ik begin er steeds aan en ontdek dan al snel een boek in mijn kast dat het eigenlijk ook verdiend om gelezen te worden. Soms zelfs in de winkel.
Dus lees ik nu ook “Gekweld” van Chuck Palahniuk, de auteur van Fight Club. Een boek (en film) waar ik nooit iets van wilde weten door de titel die me deed denken aan lompe, platte actie en geweld om het geweld. Maar toen ik ooit “Rant” voor mijn verjaardag kreeg, en daar mooie zinnen in tegen kwam als “We worden nooit meer zo jong als nu”, was ik verkocht. (natuurlijk niet alleen door die ene zin, het verhaal verder is ook ijzersterk en helemaal van deze tijd te noemen).
En zo komt het dat ik nu 3 boeken echt aan het lezen ben, en zo nog een stuk of drie non-fictie boeken heb liggen waar ik af en toe eens een stukje uit lees.
Kennelijk is er een tijd aangebroken om terug te kijken. Of roepen de huidige gebeurtenissen op mijn werkplek op dat dit automatisch gebeurt.
Een concurrerend bedrijf moet haar deuren sluiten. Zij en wij zitten er vanaf het begin. Nog voordat het bij wet bepaald was dat iedere school verplicht was BSO te bieden. Nog voordat op iedere straathoek nieuwe initiatieven als paddenstoelen uit de grond omhoog kwamen. Waren er zij en wij. En ging je als kind of naar ons, of naar hun. Ik had een concullega gevoel bij deze meiden. Kom ze al jaren op het schoolplein tegen. Het is dus naar dat uitgerekend zij het niet overleven. En drukt ons ook weer even met de neus op de feiten. Wij hadden het ook kunnen zijn.
Hun kinderen moeten een nieuw plekje vinden, en veel daarvan gaan naar ons. Misschien van uit de oude gedachten dat zij en wij de enige waren die bestonden. We krijgen na de vakantie 16 nieuwe kinderen. Dat is kort dag. Daarom hebben we een informatieavond om al deze ouders in een klap te informeren. Mijn collega voelt de zenuwen door haar lijf gieren. Praten voor grote groepen volwassenen vind ze toch een beetje eng. Ik voel me in mijn element. Presenteren vind ik leuk. Toch denk ik dat die zenuwen nog wel komen. Zo vlak voordat ik moet gaan praten. Dat mijn stem dan raar gaat bibberen, en dat ik veel te snel ga praten. Maar de zenuwen blijven uit.
Dan bedenk ik me het ergste wat kan gebeuren. Ooit, lang geleden, met mijn eerste intake gesprek op deze locatie was er een meneer. Op alles wat ik zei antwoorden hij met “akkoord”. Mijn verhalen werden steeds enthousiaster, ik deed steeds meer mijn best. Maar ik kreeg er geen andere reactie uit dan “akkoord”. Mijn gebaren werden grootser, mijn informatie uitgebreider, en de meneer keek me aan en zei “akkoord”. Het was het meest verschrikkelijke intake gesprek dat ik ooit gehad heb. Je kunt het eigenlijk ook geen gesprek noemen. Ik gaf informatie en meneer was “akkoord”. Het aller ergste wat er vanavond kan gebeuren is dat het hele lokaal straks vol zit met akkoord meneren bedenk ik me. En die kans lijkt me zo klein, dat de zenuwen spontaan uit blijven.