Mike Kelley in het Stedelijk

Vaak durf ik niet zo goed over kunst te schrijven. Alsof het te groot is om te bevatten, alsof ik er geen mening over mag hebben. Of dat mijn mening te persoonlijk is en daarom niet telt. Ook nu voel ik die schroom. Maar ik voel ook een drang eens een keer wel een mening te vormen, en die te ventileren. Afgelopen weekend was ik in het stedelijk museum. Aangezien het Stedelijk 8 jaar in verbouwing is geweest en het pas sinds September 2012 weer heropende. Was ik best een beetje in een jubel stemming, dat ik dat stedelijk, waarover ik zoveel verhalen hoorde en las, nu eindelijk eens van binnen kon gaan bekijken. Bijkomend voordeel is dat de Gitarist op een steenworp afstand woont.

De standaard collectie vind ik niet bijzonderder dan die van het Boijmans van Beuningen waar ik zelf op een steenworp afstand vandaan woon. Ik kan niet helemaal bepalen of dat aan het sentiment ligt dat ik voor het Boijmans voel, of dat hun collectie echt interessanter is. Ik nijg naar het laatste.

In de wisselende tentoonstelling stond het werk van Mike Kelley centraal. In de folder valt te lezen dat dit tot op heden de grootste Mike Kelley tentoonstelling ooit is. Met ruim 200 van zijn werken. En ook dat hij ergens in 2012 tragisch om het leven is gekomen. Even googlen leert me dat dat betekend dat hij waarschijnlijk zelfmoord pleegde. Als ik foto’s van de tentoonstelling op facebook zet reageerd een van mijn “friends”: “Je weet dat het slecht voor je is, en toch blijf je kijken en wil je meer”. Een ander vond het vooral “Kansloos”.

En misschien is dat dus ook wel waarom ik hier toch een mening over wil hebben/over kwijt wil. Het is kunst die iets met je doet. Of het je nu laat walgen of dat het je eindeloos fascineert doet er niet zo toe, maar het laat je nier onberoerd. Er zijn installaties waar ik snel voorbij ben gelopen. Ik kijk nu eenmaal niet zo graag naar hoe iemand zijn eigen ogen uit zijn hoofd snijd. Als ik daarnaar kijk voel ik dat door mijn hele lichaam. Bij andere installaties bleef ik gefascineerd rond hangen. Maar bovenal bekroop mij een gevoel dat ik blij was dat deze meneer zich in de kunst heeft uit kunnen leven. De opengesneden knuffelbeesten, verkoolde reuzen Barbie en tot wandkleed verworden knuffeldieren leken me vooral het werk van een psychopaat in wording, of onderdrukking, het is maar hoe je het bekijkt. De gitarist vond dat de kunstenaar zelf niet de psychopaat was, maar dat hij door psychopaten opgevoed moest zijn waardoor hij zo’n erg jeugdtrauma had opgelopen dat er geen andere mogelijkheid meer was dan dit soort kunst maken. Ook dat is een mogelijkheid die ik niet uitsluit.

Verslavend is het wel, hoewel lang niet alles prettig is om naar te kijken geeft het je in ieder geval het gevoel dat je leeft. Je weet dat het slecht voor je is, maar toch wil je meer. Ik kan dan ook niet uitsluiten dat ik binnenkort nog een keertje terug ga, in mijn eentje, zodat ik overal zo lang kan blijven treuzelen, kijken en gruwelen als ik maar wil.

Ik ging dus de deur uit, met mijn jas, mijn hoed en mijn schoenen.
Neelis had het idee om naar het fotomuseum te gaan, maar mij leek het leuker om het Wereldmuseum met een bezoekje te vereren. Er was een tentoonstelling over “Magie van de vrouw”. Een tentoonstelling die vooral ging over weven en voorouders. Geen vreemden voor mij. Maar de symbolen spreken niet tot mij. Ik herken ze niet, weet niet wat ze beteken. En klaag hierover tegen Neelis. Maar Neelis vind dat onzin, natuurlijk versta ik symbolen, weet ik niet wat een blauw duimpje betekend? Of een nooduitgang bordje? Nou dan!

Tot we voor een doek komen waarop symbolen staan die ik wel degelijk herken. Wat is dit westers fluister ik. Maar Neelis wijst op het bordje waarop stond dat het uit Bali komt en in 1880 is gemaakt. Maar, kijk dan, en ik wijs naar een verloren schoentje en een klok die 12 uur slaat, dat is toch Assepoester? Als betoverd blijf ik staan, je bent tenslotte een Sprookjesjuf of je bent het niet. Neelis gaat op onderzoek uit en komt met de catalogus aan, het werk is wel degelijk Europees geïnspireerd en beeld inderdaad Assepoester uit. Helaas heb ik er op internet geen afbeelding of verdere informatie over gevonden.

Als we uit het museum komen drinken we nog wat in de wijnbar. Wat gaan we doen, vraagt Neelis. En ik stel voor om door de maastunnel te lopen. Dat lijkt hem dan weer niets, misschien kunnen we over de Erasmusbrug lopen en dan zo over de Rijnhavenbrug naar Kralingen. En Neelis zou Neelis niet zijn als we dan niet op de SS Rotterdam zouden eindigen. Daar begonnen onze magen zo te knorren dat het tijd werd voor eten in het Nieuw Rotterdams Cafe.

Er zijn geen eiren, geen palmpaastakken, geen hazen, nee zelfs geen ontbijtjes aan te pas gekomen. Maar ik had een eerste paasdag om nooit meer te vergeten.

Toekomst

Een van de leuke dingen van mijn baan als BSO juf is dat je in vakanties mee mag op allerlei leuke uitstapjes. Aangezien ik de juf ben heb ik nogal wat invloed op waar die uitstapjes naar toe gaan. Voor ons niet alleen maar speelparadijzen en zwembaden, nee wij zijn gek op kunst en cultuur en lopen dus heel wat musea af. Vandaag was het NAI aan de beurt. Een museum dat wij tot nog toe altijd overgeslagen hebben omdat ze voorheen voornamelijk activiteiten voor onze oudste kinderen hadden.
Maar tegenwoordig hebben ze een heuse kindertoer langs huizen die nooit gebouwd zijn, huizen die alleen weer gesloopt zijn, huizen die nog steeds ergens staan te pronken en huizen die misschien, ooit nog eens gebouwd zullen gaan worden.

Vooral dat laatste vonden de kinderen nogal interessant, door een futuristische tunnel kwamen we terecht in een toekomst die zich voornamelijk in de lucht afspeelt. Zwevende huizen, zwevende trams, zwevende auto’s je kunt het zo gek niet bedenken of het zou gaan zweven. En dat allemaal om de giraffen, aapjes en andere exotische dieren die iedereen in de toekomst als huisdier schijnt te hebben op de grond alle ruimte te geven. Hoe dat moet als je last van hoogtevrees hebt, of wie die dieren dan verzorgt als wij in onze zwevendesteden hoog boven die dieren uit zweven zijn kennelijk vragen die niet gesteld dienen te worden. Onze kinderen stellen ze in ieder geval niet. Ze zijn niet gewend in twijfel te trekken wat er verteld word.

Hoe anders was dat toen ik gefrustreerd thuis kwam van een tekenles. “Mama ze willen dat ik de wereld ga tekenen en hoe die eruitziet in 2000, met allemaal vliegende auto’s en zo, maar ik geloof helemaal niet dat er in 2000 vliegende auto’s zullen zijn. Eigenlijk denk ik dat de wereld er in 2000 precies hetzelfde uit ziet als nu (1995) misschien dat de de gebouwen alleen een heel klein stukje hoger zullen zijn.” “Dan teken je dat toch” stelde mijn moeder me gerust. En dus tekende ik wat flatgebouwen, straten en stoepen. Het was niet dat ik gebrek aan fantasie had, want had je me gevraagd een fantasiestad te tekeken had je de meest wonderlijke bedenksels gekregen. Maar 2000 was een begrip dat zo dicht bij me lag, ik kon me echt niet voorstellen dat mijn nabije toekomst zo drastisch zou veranderen.