Boemerang

Toen ik aangenomen werd in mijn huidige functie had ik het aller raarste sollicitatiegesprek ooit. Ik las de Opzij weleens en deed vrijwilligerswerk voor Oxfam Novib. Daar hebben we het over gehad. En ook nog even of ik mijn idealen ook op de kinderen overbreng. Ik antwoorden dat ik dat in beperkte mate deed. En daarmee was ik aangenomen. Van mijn toekomstige leidinggevende mocht ik best meer dan in beperkte mate mijn idealen overbrengen.

Ik paste perfect in het team dat zij zorgvuldig samengesteld had. Kennelijk werkt dat zo met rare gesprekken. Je krijgt  meteen een gevoel bij elkaar van “Ja, met jou wil ik verder. Wat ben jij een leuk mens.” Dat we voor de rest van de organisatie een beetje een vreemd team waren, dat was dan maar zo.

Collega’s gingen weg, mijn leidinggevende ging weg. Wat volgde was een warrige tijd waarin ik steeds nieuwe locatiemanagers en collega’s kreeg die het allemaal niet langer dan een jaar volhielden. Maar wat er ook gebeurde, iedere keer als de crisis te groot werd kwam mijn eerste leidinggevende weer terug en dacht ik weer, “ja, wat ben je toch een leuk mens, kun je niet voor altijd blijven”. Ergens is het heel vertrouwd dat wat er ook gebeurd, zij weer terug zal komen als een boemerang.

Gisteren zaten we wat te babbelen over de reorganisatie. Waarvan ik de eerste ronde overleefd heb, overigens. Ook in de management laag gaat er van alles en nog wat veranderen. Een ingewikkeld en technisch verhaal. Maar het komt erop neer dat zij bij ons uit diens gaat en haar functie in dienst van een groter geheel een laag boven ons zal moeten uitvoeren.  Nu zal ze nooit meer als een boemerang terug keren. En dat maakt me best een beetje verdrietig.

Gevonden agenda

Op de stoel naast mij in de metro ligt een agenda. Nieuwsgierig pak ik hem op. Even twijfel ik, zal ik hem open maken? Eigenlijk mag dat niet, dat weet ik ook wel. Een agenda is privé, maar stel dat ik een aanwijzing vind waardoor ik hem kan teruggeven aan zijn eigenaar?

Een tijdje terug had ik een steeds terugkerende droom. Ik had boven mijn huis een geheime deur ontdekt. Mijn Oma had me verboden die te openen. (dat mijn Oma al jaren dood is weerhield haar er kennelijk niet van mij te vertellen wat ik al dan niet mocht doen). Ik luisterde niet en ging toch naar binnen. Daar vond ik dagboeken waarin ik ging lezen. Dingen die niet voor mij bedoeld waren, dingen die ik niet mocht weten. De dagboeken werden een verslaving voor me, in die dromen. Ik wist dat het eigenlijk niet mocht, maar voelde iedere keer een soort spanning. Een dorst naar de innerlijke wereld van iemand die heel dicht bij voelde. Ik kwam er nooit achter van wie de dagboeken waren. Daarvoor durfde ik niet lang genoeg te lezen.

Soms stel ik me voor hoe het zou zijn als ik mijn notitieblokje zou verliezen. Zou de vinder ervan het dan lezen? En zich daar ongemakkelijk bij voelen? Zou dat ongemak minder worden op het moment dat de vinder ontdekt dat het blog notities zijn, en dus eigenlijk bedoeld voor een publiek?

Dat soort dingen schieten door mijn hoofd als ik de agenda in mijn handen houd. Dan wint mijn nieuwsgierigheid het. Er staat niets in. Geen naam. Geen afspraken. Alleen in een van de laatste weken staat er “Praatatelier”. En nog een week later staat er “wel, niet schilderen”. Ik bekijk de agenda nog eens goed. 2012 staat er op de kaft.

In de agenda kijken heeft me helemaal geen antwoorden gegeven. Eerder vragen. Want wat is dat dan, een praatatelier? En wat voor een persoon heeft er in een heel jaar maar twee afspraken waarvan er een niet eens doorgaat?

Ik leg de agenda terug. In de tijd dat hij naast mij ligt zijn er zeker nog 3 mensen die hem beetpakken en nieuwsgierig doorbladeren alvorens te vragen of hij misschien van mij is. En wilde ik dat ik het gefilmd had. Want wat gaan mensen, inclusief ik, raar om met privé eigendommen als we ons ongezien wanen.

En jij? Wat zou jij doen? Met een gevonden agenda of notitieboekje?

50 books vraag 4

Van welke auteur lees je alles, maar dan ook alles wat uitgebracht wordt?

Ik geloof niet dat er een auteur is waar ik echt alles van gelezen heb. Maar er is er zeker een waar ik veel van gelezen heb, en waar ik alles van zou willen lezen.

Bij het grote publiek is ze, zeker hier in Nederland, niet heel erg bekend. Maar er is geen lesbische vrouw die niet op zijn minst heeft gehoord van haar debuut “Oranges are not the only fruit”. Wat mij betreft zou het zonde zijn om het daarbij te laten. Want ook haar latere werk zoals de Passie, Op het lichaam geschreven, het Powerboek, Gut symmetrie en Vuurtoren wachten zijn meer dan de moeite waard.

Ik hou van haar bevreemdende stijl en thema’s. Zoals fictie en werkelijkheid, tijd en ruimte, en (gender) identiteit. Ze weet me iedere keer weer haar wereld in te slepen die bijna magisch te noemen is. Ik bewonder het hoe haar personages bijna genderloos kunnen zijn. Dat je halverwege het boek bent en je nog steeds kunt afvragen of de hoofdpersoon nu een man of een vrouw is.

Arthur Japin noemde haar in een opsomming als een van de auteurs die hij bijna als vrienden was gaan beschouwen alleen al omdat haar boeken bij hem in de kast staan. Sinds dien wil ik ook alles van hem lezen.

Maar mijn eerste liefde blijft Jeanette Winterson. Wat zou ik haar graag eens ontmoeten. En wat hoop ik nog vaak mee gesleurd te mogen worden haar wereld in. Ik zie dat er nog twee romans van haar zijn die ik nog niet gelezen heb. Mijn geluk kan dus niet op. Snel naar de boekhandel rennen om een exemplaar van “Stenen Goden” en “Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn” te scoren.

(en op de tweede plaats komt Monika Sauwer, ook van haar wil ik alles lezen, en over haar alles weten)

Ze was jong


Ze was jong, de 30 nog niet gepasseerd.  En moeder van een kind, dat afhankelijk van haar was, terwijl  ze het liefst zelf kind wilde zijn, zelf afhankelijk wilde kunnen zijn, gekoesterd worden. Maar die tijd was over, voor zover die er al ooit geweest was. Het nest waar ze uit kwam was alles behalve veilig. En ze voelde zich als een baby vogeltje dat uit het netst gevallen was, nog niet in staat om te kunnen vliegen, maar met een overlevingsdrang die zich niets aan trok van waar ze toe in staat behoorde te zijn.  Ze was sterk. 
Hoe ze zich tot de wereld moest verhouden wist ze niet precies. Ze wilde de wereld op veilige afstand houden. Was genoeg gekwetst voor een mensenleven. Maar had ook die behoefte aan waardering, aan vaderlijke adviezen en een moederlijke arm.  Toen ze die vond reageerde ze niet happig. Ze wantrouwde de hele wereld, mensen in het bijzonder. Maar ze wisten haar vertrouwen stapje voor stapje te winnen. Zij sloten haar in hun hart en zij sloot hen in haar hart. Ze keek tegen ze op. Hun relatie was alles behalve gelijkwaardig, maar op een prettige manier. Het werden haar surrogaat ouders.  En zij speelde de rol van liefhebbende dochter. De rol waar ze zo’n behoefte aan had, de rol die ze zo goed kon vervullen. Die ze goed zou vervullen. 
Jaren gingen voorbij. Lief en leed werd gedeeld. En even leek alles goed te zijn, leek de wereld toch niet zo slecht te zijn als ze altijd had gedacht. Tot ze merkte dat hij naar haar keek met een begeerte in zijn ogen die niet hoorde bij de gevoelens van een vader voor zijn dochter. Als ze opkeek zag ze steeds vaker die priemende ogen, gluren door de heg, tussen gordijnen door, waar ze ook keek, altijd waren daar die ogen. Ze sprak er niet over, want wilde niet kapot maken wat er was. Maar bleef steeds vaker en langer weg. Tot die dag, die verschrikkelijke dag dat zijn lippen de hare zochten. Zogenaamd om haar te feliciteren. Maar nog nooit voelde ze zich minder jarig als na die verstikkende kus. Tot nu had ze gedacht dat ze het zich had verbeeld. Dat die priemende ogen niet echt waren. Ook al waren er anderen die ze ook hadden gezien. Constant op haar gericht. Haar wereld stortte in. 
Nooit meer liet ze iemand zo dichtbij komen. Nooit meer durfde ze toe te geven aan haar behoefte aan zorg. Het duurde jaren voordat ze weer mensen durfde te vertrouwen. Met horten en stoten. Ze had geleerd dat je het lijden niet uit de weg kon gaan, maar het wel dragelijker kon maken.  En dat lukte haar, ze is sterk.

50 books vraag 3

 Wat is jouw favoriete plek om een boek te lezen? 

Eigenlijk wilde ik hier heel artestiek foto’s maken van mezelf lezend op mijn favoriete plekjes.
Maar het bleek lastiger dan ik dacht om en een boek en mezelf in beeld te krijgen terwijl ik ook nog met een hand de foto moest maken. Dus dat werd hem niet. En er is ook niet echt een fotograaf voorhanden die mij een handje kon helpen.

Om dan maar gewoon heel uitvoerig te omschrijven dat ik vooral lees in bed of bad, liggend in ieder geval is ook zo saai. Dus speel ik een beetje vals met een gestolen foto.

Maar zo ongeveer zit ik het liefst te lezen.

Blogpraat een terugblik

Sinds 26 juli 2010, heb ik nagezocht in oude agenda’s, is #blogpraat niet meer weg te denken uit mijn leven. Alweer bijna 3 jaar geleden dus, een paar maanden nadat #blogpraat begon. Het werd al snel een moment in de week waar ik dingen om heen ging plannen. Eigenlijk moest ik helemaal niets hebben van dat Twitter. Ik snapte niet zo goed waarom het interessant was om de hele wereld te vertellen dat je op de wc zat, of wat je voor je ontbijt at. En dat was in mijn ogen toch vooral wat op Twitter gebeurde. Maar een vriend vond dat ik het een kans moest geven en dat het echt heel leuk was. Ik bleef wantrouwend, maar liet me overhalen.

Kort daarna had ik een blogcursus. Ik hield al een aantal jaar vrij fanatiek een blog bij (ik schreef minimaal 5 keer per week), dus echt nieuwe dingen leerde ik hier niet. Ik had een honger naar technische kennis, hoe schrijf ik met minder spelfouten. Hoe vind ik de stijl die mij past, wat is een juiste opbouw? Maar de creatieve kant van het bloggen werd meer benadrukt. Iets wat bij de andere deelnemers aangewakkerd diende te worden. De juf was zelf wel een groot twitter fan en vertelde over een interessant fenomeen op twitter, #blogpraat.

Twee weken later (want er zat een roze maandag tussen, en ik wil best nieuwe dingen leren kennen, maar tradities dienen ook in ere gehouden te worden) volgde ik #blogpraat op het puntje van mijn stoel. Wat een leuke verzameling mensen was dit. Eigenlijk had ik gedacht dat het een lastig iets zou zijn om bij te komen. Met vast heel veel professionele bloggers, die allemaal hele professionele meningen zouden hebben. Kortom een plek waar ik niet thuis hoorde. Want wat heb ik nu helemaal te melden. Ik doe maar wat. Gelukkig bleek dat 100% mee te vallen. En dat hele twitter werd er ook meteen een stuk leuker op.

Met enige regelmaat ben ik nu bij #blogpraat te vinden. En toen kwam die keer dat Elja afzegde, en zich afvroeg of iemand anders het misschien over wilde nemen. Ik had verwacht dat er zat mensen waren die dat op zich wilde nemen. Mensen met hele professionele meningen bij voorkeur. Maar de eerste mensen opperde dat we dan maar een weekje over moesten slaan. Dat kon natuurlijk niet. Dus melde ik mezelf aan als vrijwilliger. En dat heb ik geweten. Wat een zenuwslopend gebeuren is het om Elja te zijn. Ineens wilde ik geen tweet missen. Iedereen laten weten dat ik gelezen had wat ze schreven, en dat ze gewaardeerd werden. De juiste vragen op de juiste momenten deponeren en iedereen even veel aandacht geven. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat blogpraat afgelopen was als die keer. (Hoewel het ook een hele leuke, leerzame ervaring was en ik het zo weer zou doen).

Vanaf dat moment steeg mijn respect voor Elja en de manier waarop ze ons iedere week zo liefdevol weet te leiden in onze gesprekken nog meer. Dus drie hoeraatjes voor Elja, op nog 3 jaar #blogpraat, vol met inspirerende mooie mensen, nieuwe ideeën, geweldige initiatieven en heel veel mooie blogs. 

Mike Kelley in het Stedelijk

Vaak durf ik niet zo goed over kunst te schrijven. Alsof het te groot is om te bevatten, alsof ik er geen mening over mag hebben. Of dat mijn mening te persoonlijk is en daarom niet telt. Ook nu voel ik die schroom. Maar ik voel ook een drang eens een keer wel een mening te vormen, en die te ventileren. Afgelopen weekend was ik in het stedelijk museum. Aangezien het Stedelijk 8 jaar in verbouwing is geweest en het pas sinds September 2012 weer heropende. Was ik best een beetje in een jubel stemming, dat ik dat stedelijk, waarover ik zoveel verhalen hoorde en las, nu eindelijk eens van binnen kon gaan bekijken. Bijkomend voordeel is dat de Gitarist op een steenworp afstand woont.

De standaard collectie vind ik niet bijzonderder dan die van het Boijmans van Beuningen waar ik zelf op een steenworp afstand vandaan woon. Ik kan niet helemaal bepalen of dat aan het sentiment ligt dat ik voor het Boijmans voel, of dat hun collectie echt interessanter is. Ik nijg naar het laatste.

In de wisselende tentoonstelling stond het werk van Mike Kelley centraal. In de folder valt te lezen dat dit tot op heden de grootste Mike Kelley tentoonstelling ooit is. Met ruim 200 van zijn werken. En ook dat hij ergens in 2012 tragisch om het leven is gekomen. Even googlen leert me dat dat betekend dat hij waarschijnlijk zelfmoord pleegde. Als ik foto’s van de tentoonstelling op facebook zet reageerd een van mijn “friends”: “Je weet dat het slecht voor je is, en toch blijf je kijken en wil je meer”. Een ander vond het vooral “Kansloos”.

En misschien is dat dus ook wel waarom ik hier toch een mening over wil hebben/over kwijt wil. Het is kunst die iets met je doet. Of het je nu laat walgen of dat het je eindeloos fascineert doet er niet zo toe, maar het laat je nier onberoerd. Er zijn installaties waar ik snel voorbij ben gelopen. Ik kijk nu eenmaal niet zo graag naar hoe iemand zijn eigen ogen uit zijn hoofd snijd. Als ik daarnaar kijk voel ik dat door mijn hele lichaam. Bij andere installaties bleef ik gefascineerd rond hangen. Maar bovenal bekroop mij een gevoel dat ik blij was dat deze meneer zich in de kunst heeft uit kunnen leven. De opengesneden knuffelbeesten, verkoolde reuzen Barbie en tot wandkleed verworden knuffeldieren leken me vooral het werk van een psychopaat in wording, of onderdrukking, het is maar hoe je het bekijkt. De gitarist vond dat de kunstenaar zelf niet de psychopaat was, maar dat hij door psychopaten opgevoed moest zijn waardoor hij zo’n erg jeugdtrauma had opgelopen dat er geen andere mogelijkheid meer was dan dit soort kunst maken. Ook dat is een mogelijkheid die ik niet uitsluit.

Verslavend is het wel, hoewel lang niet alles prettig is om naar te kijken geeft het je in ieder geval het gevoel dat je leeft. Je weet dat het slecht voor je is, maar toch wil je meer. Ik kan dan ook niet uitsluiten dat ik binnenkort nog een keertje terug ga, in mijn eentje, zodat ik overal zo lang kan blijven treuzelen, kijken en gruwelen als ik maar wil.

Midden in de wereld (inspiratie)

Gisteren zat ik in de trein van Amsterdam naar Rotterdam een beetje te dromen, denken, krabbelen en schrijven in mijn blogboekje. Een notitieboekje dat ik altijd bij me heb voor het geval ik ineens inspiratie krijg. Je weet immers maar nooit waar de inspiratie vandaan komt. En voor ik het wist zat ik gedachten op te schrijven over die inspiratie die maar niet te vangen is.

Eigenlijk was ik van plan dit voor mezelf te houden. De wereld hoeft heus niet alles te weten wat ik opschrijf in mijn blogboekje, sommige dingen worden nu eenmaal afgeschreven of zijn te privé. Maar nu blogpraat (een wekelijkse twitterchat over bloggen) ook over inspiratie gaat wil ik mijn gedachten van gisteren toch delen.

“Ik moet midden in de wereld staan om haar te kunnen beschrijven. Anders beschrijf ik hoe anderen de wereld zien, gelezen op facebook, twitter, een blog, of in een boek of een tijdschrift. Alleen als ik buiten kom, met mensen in contact ben, of ze observeer, me laat verwonderen, verbazen, kan ik verhalen schrijven die er toe doen.

Het dubbele hiervan is dat ik ook rust en ruimte nodig heb om te kunnen schrijven. Me moet kunnen terugtrekken en onttrekken aan die wereld waarin zoveel gebeurt. Want als ik altijd maar in interactie ben, helemaal op ga in de wereld, me laat overweldigen, overrompelen als het ware, waar haal ik dan de tijd nog vandaan om na te denken over die wereld, en ik moet nadenken voor ik over haar kan schrijven.

Dus bevind ik me in een eeuwige spagaat van geprikkeld raken terwijl ik prikkels probeer te ontwijken. De wereld observerend terwijl ik eigenlijk continu met haar in interactie wil zijn. ”

Tot zover mijn gedachten over die inspiratie en waar die vandaan zou moeten komen. Mathilde Santing heeft er ook iets over te zingen. Luister hier en laat je inspireren.

Pijl en boog

We waren naar het park geweest, lekker ravotten, slepen met takken, hutten bouwen, takken in de sloot gooien en takken zoeken om dingen van te maken. Het meisje was de hele ochtend bezig geweest om een pijl en boog te maken. Ze had een touwtje gevonden, takken om pijlen van te maken, en niet te vergeten een goede tak om de boog van te maken.

Trots liet ze het resultaat aan haar vader zien. Die als enige reactie gaf “Als het geen dodelijk wapen in de handen van mijn zoon zou zijn, dan zou ik er een met hem gaan maken. Echt een super leuke activiteit voor een vader en zijn zoon”.

Ik stond erbij, keek ernaar, en kon niet anders dan reageren. Misschien omdat ik net Brave had gezien. Misschien omdat ik ook een vader heb die bij gebrek aan een zoon dat soort dingen maar met de buurjongen ging doen, terwijl ik toch ook voorhanden was.

“Maar uw dochter heeft deze gemaakt, misschien is het ook een leuke activiteit om met haar te doen?”, hoorde ik mijn eigen onvaste stem zeggen. “Ja”, zei de vader, “maar ook met mijn zoon”. En misschien ligt het aan mij dat ik hoorde, ja, maar vooral met mijn zoon.

50 books vraag 2

Welk boek krijg je maar niet uitgelezen, hoe vaak je er ook aan begint?

Films kan ik zo twee keer zien, muziek kan ik blijven horen totdat ik iedere adempauze uit mijn hoofd ken, maar met boeken is dat anders. Het lukt me niet om een boek van a tot z twee keer te lezen. Als ik voor een tweede keer aan een boek begin zit het vaak zo in mijn systeem dat ik bij de eerste paar bladzijde al denk, of ja, dan gebeurt er nu dit en dat en strakjes zus en zo. Op die manier vind ik er geen zier aan en leg ik het al snel weg om nieuwe dingen te lezen.

Dat ik een boek weg leg omdat ik er niet doorheen kom gebeurd ook maar zelden. De laatse keer herinner ik me nog goed. Het was niet eens mijn eigen idee, ik moest en zou het uitlezen, misschien dat de karakters tegen het einde van het boek toch nog sympathiek zouden worden. Maar mijn toenmalige lief, die het boek zelf wel had gelezen, snapte niet wat ik mezelf aandeed. Als het zo’n martelgang voor me was, en ik geen van de karakters sympathiek vond, sterker nog, ze me allemaal eigenlijk behoorlijk misselijk maakte, waarom wilde ik het dan perse uitlezen? Waar ben je nu ongeveer vroeg hij me. En ik vertelede hoe Lolita inmiddels samenwoonden en zwanger was en Umberto haar toch weer op kwam zoeken. Leg het toch weg Laura, het word echt niet beter, was de wijze raad van lief.

Een raad die ik opvolgde, ik heb het boek weggelegd, en word nog steeds misselijk als ik aan het verhaal dat ik vroegtijdig afgebroken heb terug denk. Soms vraag ik me af hoe het af loopt. Of ik het niet toch nog uit zou moeten lezen. Maar ik kan mezelf er niet toe zetten er opnieuw in te beginnen. Opnieuw die marttelgang door te moeten. Lolita zal dus een boek blijven dat half gelezen in mijn kast staat, tot er iemand langs komt die het graag mee wil nemen. Met de nieuwe 50 shades rage weet je het maar nooit.