Feestje

“Ik ga jou blogs echt niet meer lezen”, klaagt Visje, “je maakt me iedere keer bijna aan het huilen”.
Dus sorry lieve lezers dat ik de afgelopen 2 blogs frustraties en verdriet van me af heb geschreven, het was even nodig. Maar vandaag zal ik dat niet doen, want vandaag is er een feestje te vieren. Dit is alweer mijn 100e blog op Miss Artemis. Leg de rode loper maar uit, hang de ballonnen maar op, ik zorg wel voor de hapjes en de drankjes.

Bij mijn vorige blog (www.laurarenes.weblog.nl) vond ik het een heel ding, dat honderdste blog. Mede omdat ik zo ongeveer iedere week wilde ophouden met bloggen. Ik voelde me zo onzeker over mijn kunnen,  zorgvuldig had ik voor mijn vrienden en familie weggehouden dat ik aan het bloggen was geslagen. Dood eng vond ik het, om iets van mezelf te laten lezen. Bovendien was ik uber kritisch en vond ik voornamelijk dat ik heel slecht schreef. Visje was meer dan eens mijn eenmans publiek, die de stukjes die ik publiceerde las voor publicatie. Hij zag er altijd wel iets in en stimuleerde me om door te gaan. “Als je nu eerst eens 100 stukjes schrijft, en daar de beste 50 uithaalt”, moedigde hij me aan, “dan heb je toch al een bundel. Hoe denk je dat echte schrijvers dat doen”? Om eerlijk te zijn had ik geen idee hoe echte schrijvers dat deden, maar het klonk me aannemelijk in de oren. Dus ik ging door tot ik 100 blogjes had geschreven, en vroeg mijn lezers om hun favorieten door te geven, zodat ik een top 50 kon samenstellen. Die top 50 is er nooit gekomen. Maar na die eerste 100 had ik mezelf en mijn angsten overwonnen. Natuurlijk voel ik me nog weleens onzeker, of kwetsbaar. Natuurlijk denk ik niet ineens dat ik de beste schrijfster van de wereld ben. Maar ik heb mijn eigen stem gevonden. En merk nog iedere dag dat ik groei.

Ik weet inmiddels dat goed genoeg soms echt goed genoeg is. En dat je niet iedere dag een perfect stukje kunt schrijven. Niet getreurd, morgen weer een kans. Toch gaat die onzekerheid nooit helemaal weg. Als ik een weekje niet geschreven heb kan het nog steeds voelen alsof ik alleen maar bagger uitkraam. Alsof ik het niet verdien gelezen te worden. Maar aan de andere kant, je kiest er vrijwillig voor om mij te lezen, als het je niet bevalt zul je daar vast mee ophouden. Dus ook hier blijf ik nog even doorgaan, tot ik er minstens 500 heb, zoals de eindstand was op mijn vorige blog voordat ik hierheen verhuisde. En uhhhh oh ja, als cadeautje voor mijn eerste 100 op Miss Artemis zou ik toch graag horen als je een favoriet blog hebt, sommige dingen veranderen nooit.

Loslaten

Afscheid nemen, loslaten, het hoort bij mijn werk en ik heb het al ontelbare keren gedaan, moeten doen. Kinderen worden te groot voor de peuterspeelzaal of BSO, hebben geen overblijf meer nodig, mogen voortaan zelf thuis blijven, verhuizen, ouders verliezen banen of gaan minder werken. Het is zelfs een keer voorgekomen dat ik zelf wegging om mijn geluk elders te beproeven. Je zou dus zeggen dat ik een expert ben geworden in dit afscheid nemen, dit loslaten. En ik moet zeggen meestal gaat het me ook wel goed af.

Nu de zomervakantie voor de deur staat komt ook die periode van afscheid nemen er weer aan. Bij bijna alle kinderen gaat dat me goed af. Maar bij haar niet. Zij is een meisje dat altijd enorm veel aandacht vraagt, dat woest kan worden als ik even geen tijd heb om te kijken naar haar koprol, haar zandtaartje of haar kunstjes op de fiets. Een meisje dat ook al is ze het grootste gedeelte van de tijd best wel groot en stoer nog zo vaak even op schoot komt kruipen om een knuffel te halen. Een meisje dat al jaren lang 5 dagen per week onder mijn hoede is. En nu hebben haar ouders van de een op de andere dag besloten dat het genoeg is geweest, dat ze er aan toe is om alleen naar huis te gaan, om lekker buiten te spelen met vriendjes en vriendinnetjes.

En echt ik gun haar dit meer dan wie dan ook. Maar er knaagt  iets. Ergens is er zo’n onbehagelijk gevoel dat zich hier tegen wil verzetten. Dat haar nog niet los kan laten. Dan zie ik haar weer met ketchup op haar knie onder het klimrek liggend, zogenaamd huilend, om uit te testen of wij hier wel op reageren. En o wee als ik dan een keertje niet reageer, omdat ik weet dat het ketchup is en de andere kinderen net zo goed mijn aandacht verdienen. Dan kwamen de echte tranen, omdat ik niet genoeg om haar zou geven, omdat het mij niet zou interesseren dat ze bloed had, dat het slecht met haar ging.  De gesprekjes die ik daarna met haar had, dat ik heus wel om haar geef, dat ze heus wel belangrijk is, maar dat ik liever heb dat ze op een positieve manier aandacht vraagt, want als er straks een keer echt iets aan de hand is, hoe moet ik haar dan nog geloven? Had ik de vorige keer niet al over Peter en de Wolf verteld?

Nee, een meisje dat nog zoveel aandacht en begeleiding vraagt, kan ik niet loslaten zonder dat dit mijn hart breekt. Ik weet dat het mij professioneel gezien niet zo zou mogen raken. Dat ik dit niet mee naar huis hoor te nemen. Maar ik kan niet anders. Het raakt mij te diep.

Lief meisje, straatmadelief er vrolijk op los, en kom af en toe nog langs voor een kopje thee. Weet dat niet iedereen die je aandacht geeft per definitie goede bedoelingen heeft. Ik ga je vreselijk missen. maar vertrouw erop dat je me weet te vinden als dat nodig mocht zijn. Ik heb nog twee maanden om je dat te vertellen, om je dat duidelijk te maken. Maar woorden lijken steeds weer te kort te schieten voor levenslessen in een notendop. Ik moet erop vertrouwen dat je het vanaf nu zelf kunt. (met hulp van je papa en mama natuurlijk) En ja mensen, dat vind ik vreselijk moeilijk!

Zondag

“Wat doe je zondagochtend” vraagt ze. Ik aarzel alsof dit een strikvraag is. Wat doe ik zondagochtend. Mogelijkheden passeren de revu, slapen, brak zijn, kotsend boven de wc hangen nog dronken van een feestje. Weet ik veel wat ik zondagochtend doe, niets waarscheinlijk, slapen hoop ik.

“Ga je mee naar de kerk?”, ik kijk haar met grote ogen aan, “ga je mee naar de kerk” prevel ik zachtjes. Nee natuurlijk ga ik niet mee naar de kerk, waarom zou ik naar de kerk gaan, wat heb ik daar te zoeken. En dat op zondag ochtend!!! Wie heeft er in hemelsnaam uitgevonden dat God het best bereikbaar is op zondagochtend. Denk ik, maar ik zeg het niet, ik zeg niets, ik kijk alleen maar.

“Ik ga ze vertellen dat ik me geen vrouw voel zegt ze, en ik wil graag dat je daar bij bent”.
“Hoe laat was het ook alweer”, hoor ik mijn eigen onvaste stem zeggen. Want ook al verlies ik een van mijn beste vriendinnetjes en heb ik nog geen idee wat ik ervoor terug krijg. Behalve dan vragen, stel dat we elkaar niet meer aardig vinden straks. Kunnen we nog wel praten zoals we dat gewend zijn? Ga ik straks dingen ineens niet meer bespreken omdat zij een hij aan het worden is? Verander ik in mijn benadering en gedrag naar hem toe? Veranderd hij in gedrag en benadering naar mij toe? Ook al maakt dit me bang en verdrietig, ik kan en wil hem niet laten vallen.

Dus zit ikop zondagochtend in de kerk. En hoor ik haar aan het eind van de dienst vertellen over haar worstelingen het afgelopen jaar. Hoe het beeld in haar hoofd niet klopte met het beeld in de spiegel. Want in haar hoofd is ze een man en in de spiegel kijkt een vrouw haar aan. Ik hoor haar aan de gemeenschap vragen of ze haar voortaan hem willen noemen, en hij. Of ze haar bij haar nieuwe mannelijke naam willen noemen. Ik probeer me te focussen op de andere mensen in de zaal, op hun reacties. Maar dat lukt me bijna niet, want er rollen tranen over mijn wangen. De zaal reageert bijna niet. Totdat iemand achter me roept dat het zo dapper is. En eigenlijk word ik een beetje boos. Voor deze mensen is het om het even of mijn vriendinnetje een man of een vrouw is, ze staan zover bij haar vandaan dat ze met gemak, nu al over gaan op haar mannelijke naam. Ze vinden het alleen maar dapper. Ze zijn niet bang om haar te verliezen. Ze denken er niet over na dat er van alles gaat veranderen, dat niets meer hetzelfde is. Daarna word ik boos op mezelf. Want maakt het mij verdomme wel uit of het een hij of een zij is? Gaat zijn/haar geluk niet boven alles?
Nu de wereld het ook weet, nu het niet meer een geheimpje is, nu het zo echt word, nu ik er niet meer kan denken dat het misschien maar een gril is die weer over kan gaan komt de klap ineens dubbel aan.

Rust zacht lief vriendinnetje, en welkom nieuwe vriend, van wie ik eigenlijk nog maar zo weinig weet maar die mij door en door lijkt te kennen. Alsof we elkaar altijd al kende. Uit een vorig leven ofzo.

Passie WOT #22

Gek, maar als ik aan passie denk dan denk ik aan iets alles overheersends, iets dat je ademt, iets dat je leeft. Iets dat als een rode draad door je leven gaat en bij alles wat je doet weer naar boven komt. Ik zie beelden voor me van mensen met saaie kantoorbanen die heimelijk op de klok kijken, uren aftellend tot ze in rode jurken en schoenen met witte stippen de tango mogen dansen. Ik zie muzikanten die nauwelijks een droge boterham verdienen, maar toch door gaan met muziek maken omdat ze nu eenmaal niets anders kunnen dan musiceren. Of schrijvers opgesloten in zolderkamertjes, afgesloten van iedere vorm van sociaal leven, om daar bladzijde na bladzijde te vullen met woorden. Bij passie denk ik nooit aan meervoud. Want als iets zo alles overheersend is dan kun je er moeilijk twee of meer van hebben. Je leven kan lastig en helemaal in het teken van gitaarspelen en tegelijkertijd helemaal in het teken van breien staan. Misschien dat je het kunt combineren door uitsluitend gitaartassen te breien, maar dat lijkt me iets te veel water bij de wijn.

Ik vind een heleboel dingen leuk om te doen. Maar om nu van een passie te spreken? Ik weet het niet. Ja ik zou me geen raad weten als ik nooit meer zou mogen schrijven. Schrijven voelt soms als iets dat ik gewoon moet doen. Een roeping zou je het misschien kunnen noemen. Maar is het ook mijn passie?

Toneelspelen dan? Al vanaf kleins af aan geniet ik van de mogelijkheid even iemand anders te kunnen zijn. Jaren lang heb ik met veel plezier toneelgespeeld en als tiener waren mijn toneellessen vaak het enige lichtpuntje in mijn tienerleven. Je zou het de rode draad van mijn leven kunnen noemen. Want op de een of andere manier komt het altijd wel weer boven. Of ik geef les, of ik speel zelf een typetje. Maar is het ook mijn passie?

Kinderen dan misschien? Zolang ik me kan herinneren ben ik een kindermagneet. Op feestjes waren mijn danspartners meer dan eens rond de drie jaar. Dat ik uiteindelijk met kinderen ben gaan werken. En dat het me aan het hart gaat wat er in al die kinderlevens gebeurd is dan ook niet heel verwonderlijk. Maar is het mijn passie, alleen omdat ik er toevallig heel goed in ben? Omdat het me zo natuurlijk af gaat?

Van sprookjes kan ik echt genieten en mijn sprookjesworkshops zijn iedere keer weer een feestje om te mogen voorbereiden en organiseren. Maar wat zou dan mijn passie zijn? Die sprookjes of het organiseren?

Afgelopen jaar kreeg ik een basgitaar voor mijn verjaadag. Een te gek ding. Waar ik met veel plezier op probeer te spelen. Ik waan mezelf al helemaal een popster als ik erop speel. Maar een passie? Wederom, nee.

Kortom ik kan heel veel dingen heel gepassioneerd doen, voor een paar weken, of voor een leven lang. Maar ik heb niet genoeg focus om van een passie te kunnen spreken. Ik verzamel hobby’s, kan heel veel een beetje, maar ik ben niet toe aan een saaie kantoorbaan zodat ik op mijn klok de uren weg kan kijken om in rode jurken de tango te dansen. Liever dans ik in mijn rode jurken door het leven, doe ik nu eens dit en dan weer dat. Alleen de wind weet wat hij morgen voor mij in petto heeft.

Vingerverven

Als we op de BSO aan het schilderen zijn bedenk ik me dat het veel leuker is om met je vingers te verven dan met kwasten. Dus doop ik mijn vingers in de verf en ga aan de slag. Zonder plan, met behulp van een vier jarig meisje en onze stoere snuffel stagiair. Uiteindelijk word het best een vrolijk schilderij, vol bloemen, zon en een vrolijk meisje. Moet ik misschien toch maar eens vaker doen!

Conventies #wot 21

“Jongens, wat gaan we vandaag doen?” leg ik de groep voor?
Het blijft stil. Ze zijn te loom iets voor te stellen, of durven dit niet goed.

“Er kwamen net een paar meiden vragen of we met water gaan spelen”, ga ik onvermoeibaar verder. “Maar misschien heeft er ook iemand een fototoestel bij zich, want op het programma staat dat we de wijk in gaan om foto’s te maken van alles dat veranderd”. (je moet weten dat verandering ons maandthema is) Schaapachtig kijken de kinderen me aan. Het zijn nu al te veel opties, terwijl ik mijn derde optie, namelijk schilderen op het raam nog niet eens had opgenoemd.

“Oké jongens, even vingers, wie wil er met water spelen”, ga ik schooljuffig verder. Meteen steken 9 kinderen enthousiast hun vinger op. De meerderheid, het staat buiten kijf dat we dit gaan doen. Toch ben ik nieuwsgierig waar de rest voor kiest. “Vingers voor wie er foto’s in de wijk wil maken”. Nu voert een van de jongens ineens het hoogste woord. “Ja jongens, niet allemaal tegelijk” roept hij met theatrale gebaren alsof ik zojuist het stomste idee ever lanceerde. De groep lacht met hem mee. Aarzelend steekt een van de meisjes haar vinger op, een ander meisje volgt. Zij zijn gek op het maken van foto’s en durven kleur te bekennen. Ondanks, of misschien wel juist dankzij de grote mond van dit jongetje.

Ik geef de meiden een compliment, omdat ze zich niets aantrekken van de groepsdruk, gewoon durven te vertellen wat ze zelf willen. de rest van de groep stopt meteen met lachen. Oeps, eigenlijk zaten daar ook nog wel wat kinderen bij die liever foto’s hadden willen maken, of ramen hadden willen beschilderen, maar bang waren om als enige hun vinger op te steken. Bang om af te wijken van de norm. Het jongetje met de grote mond voelde zich een beetje in de hoek gezet, zeker toen de rest van de kinderen ook begon uit te spreken dat ze het heel stoer van deze meiden vonden.

Wie had ooit gedacht dat dit thema voor zo’n grote verandering zou zorgen. Dat het de kinderen zou leren dat je je echt niet altijd hoeft aan te passen aan heersende (ongeschreven) conventies. Ik in ieder geval niet!

Mode WOT #20

Een vriend van mij heeft zichzelf kennelijk tot doel gesteld om zijn leven in foto’s op Facebook te zetten. We zijn al lang vrienden, langer dan dat ik me vroeger kon voorstellen dat je vrienden met iemand zou kunnen zijn. Het is dus niet verwonderlijk dat ik ook op sommige van die foto’s sta. Ik zie mezelf jaren jonger dan nu. Met de meest wonderlijke outfits. Van mode trok ik me zo te zien weinig aan. Wat dacht ik toen ik die blauwe panty besloot te kopen? En wat dacht ik toen ik hem ook nog besloot te gaan dragen?

En die haarband, met die doodshoofden, die ik in drie kleuren had en continue in had? Waarom? Wat was er aan de hand met mijn gevoel voor stijl? En hoe is het in vredesnaam mogelijk dat ik ook nog wel eens een compliment kreeg voor die stijl, of liever gezegd totaal gebrek aan stijl? Kennelijk kwam ik ermee weg.

Gelukkig maar. Want hoe wonderlijk mijn outfits ook waren of zullen zijn. hoe weinig ze ook met mode te maken hebben, ze maken me wel wie ik was, wie ik ben! Als ik over tien jaar foto’s van nu terug kijk zal ik ook geen standaard vrouw in standaardmevrouwenkleren zien. Maar wat kan ik nu helemaal van mezelf verwachten? Zo standaard ben ik ook niet!

Op zoek naar de perfecte koelkast

Ik ben opzoek naar een nieuwe koelkast. De oude doet nog prima waar hij voor gemaakt is, namelijk koelen. Toch voldoet hij niet meer aan mijn eisen. Hij is te groot en niet energiezuinig genoeg. En energiezuinig is iets dat ik steeds belangrijker vind. De vraag is alleen hoe ver moet je daar in gaan? Moet je een apparaat dat het in principe prima doet wegdoen omdat het te veel ruimte in beslag neemt en niet zo heel zuinig is? Belast je daar het milieu eigenlijk niet nog veel meer mee?

Ik ben er nog niet helemaal over uit. Vooralsnog denk ik vooral aan de ruimte (een kamer die ik over ga houden, waar nu alleen een koelkast in staat) die het me gaat opleveren en de energierekening die iets minder omhoog zal gaan in deze tijden van dure stroom.

Terwijl ik dit allemaal zit te overdenken en alvast op internet rond surf om me een beetje te oriënteren dient het volgende probleem zich aan. Want waar moet een koelkast nog meer aan voldoen? Buiten klein en energiezuinig moet hij het liefst ook een vriesvakje hebben. Lijkt me niet heel erg vreemd. Maar verder? Moet het een a merk zijn? Moet ik voor de goedkoopste gaan? En het uiterlijk? Moet ik voor veilig wit gaan? Of is zwart of een hip kleurtje een beter idee? Kortom, ik ga nog wel even bezig zijn met mijn zoektocht naar de perfecte koelkast!

Prinsessen en anderde sprookjesachtige meisjes

Vandaag begon een van de meiden zomaar uit zichzelf een lijstje te maken van sprookjesprinsessen. Even dwangmatig als bij mij moesten het er tien zijn. Toen we er niet aan tien kwamen mochten andere sprookjes meisjes ook wel. Want na Doornroosje, Sneeuwwitje en Assepoester vonden we het toch wel lastig worden. Volgens het Meisje was Belle ook een prinses, volgens mij was het de dochter van een marktkoopman, maar na dat ze trouwde met het beest/de prins werd ze vast een prinses. En hoe zat het met Ariël? Dat was toch ook een (zee)prinses? Met een beetje moeite bedachten we dat ook prinsessen waar we de naam niet van kende telde. Dus de prinses op de erwt en de zwanenprinses mochten ook. Nog maar drie te gaan. Het prinsesje uit koning Lijsterbaard kende ze niet. En de prinses met de gouden bal en de kikker? Zou die tellen? Of moesten we onze lijst toch aanvullen met Roodkapje, Raponzel en Duimelijntje. We kwamen er niet helemaal uit. Maar dat geeft ook niet. Wat ik wel weet is dat ik al veel te lang geen lijstjes meer heb gemaakt en dat het hoogtijd word dat ik dat weer eens doe. Binnenkort dus een lijsjtje met een iets volwassener thema…

Baksteen WOT #19

Ooit maakte ik met kinderen een bewerking op het sprookje “stenensoep”. Een verhaal dat gaat over twee zwervers die nu echt helemaal geen geld meer hadden en daarom de list van de stenensoep bedachten. Zij zouden de steen mee brengen, en iedereen die ook een beetje van deze bijzondere soep wilde proeven moest een ingrediënt mee nemen. Het zou zeker de moeite waard zijn, want het zou de lekkerste soep worden die een ieder ooit geproefd had. Natuurlijk wilde de mensen graag van deze soep proeven en dus kwamen ze in grote getale aan met de lekkerste ingrediënten, je kunt je voorstellen dat het echt de lekkerste soep werd die de mensen ooit geproefd hadden. Ze voelde zich dan ook niet eens opgelicht. En onze zwervers hadden hun buikje rond gegeten.

Nu was ik voor dit stukje opzoek naar een beetje een grote steen, een baksteen het liefst. Want ook de mensen achterin de zaal moesten de steen goed kunnen zien.Alleen hoe kom je aan een steen?
Ik zag mezelf al staan in de winkel.

“Hallo”
“Hallo, kan ik u helpen?”
“Ja, nou kijk, ik ben op zoek naar een baksteen”
“Een hele?”
“Ja, een hele”
“U bent nogal wat van plan dan”

U begrijpt, ik ben nooit naar die winkel gegaan, omdat deze conversatie me al een toneelstukje op zichzelf leek. Hoe ik het wel heb opgelost weet ik niet meer. Ik vermoed dat ik gewoon een kiezelsteen van het strand hebt geraapt!