Kinderboekenweek in Veenendaal

Sprookjesjuf ging net als vorig jaar naar Veenendaal voor de kinderboekenweek, die daar georganiseerd wordt door de Cultuurkoepel. Vorig jaar mocht ik er verhalen komen vertellen. Dit jaar werd ik gevraagd om mijn schmink kunsten te komen vertonen. Ik dacht dat het daarbij zou blijven. Maar ineens was ik onderdeel van een jury. En dat blijft toch altijd een lastige taak. Want ga je voor de mooiste, of let je op leeftijd? Aangezien er maar 1 prijs was besloten we voor de mooiste te gaan.

De kunstenares die de prijs eigenlijk zou uitreiken was verhinderd. Dus mocht ik ook hier nog een rol in vervullen. En daarmee behaalde ik ook nog het plaatselijke sufferdje de plaatselijke krant.

Klik hier voor het fotoalbum van deze leuke culturele zaterdag!!!!

Fantasie

Het is toch vreemd dat fantasie altijd wordt gezien als kinderlijk, of een bezigheid die vooral kinderen hebben. Ik heb mijn fantasie altijd als een groot goed gezien. Als je me vroeg wat ik wilde worden was mijn antwoord steevast “kinderboekenschrijfster”, dat leek me nuttig, van mijn fantasie mijn beroep maken.

Want mijn fantasie gebruikte ik vooral in spel of om verhalen te schrijven. Dat daarbuiten nog een wereld was die echt was, daar was ik me altijd terdege van bewust. En dat vond ik best wel eens een beetje jammer. Ik had namelijk gehoord van mensen, kinderen vooral, die een fantasievriendje hadden. Dat leek me wel wat. In mijn favoriete boek van dat moment, “Inka’s reis naar de maan”, had Inka een fantasievriendje die Puck hete en tussen een spleetje in de stoeprand woonde. Hij kwam te voorschijn als ze zich eenzaam voelde. Ik heb wat stoepranden af gezocht opzoek naar een Puck of ander wezen dat zich daar schuil zou houden. Maar mijn fantasie liet mij in de steek. Mijn vriendje kwam nooit zijn huisje uit.

Mijn nichtje is ook heel erg goed in fantaseren. Volgens mijn zusje komt dat door mij, en door haar vader. Want mijn zusje herinnert zich nog heel goed hoe ik haar altijd verhaaltjes voorlas of uit mijn hoofd vertelde. Ik liet haar dan haar ogen dicht doen en ging zelf met mijn ogen dicht naast haar liggen. Ik vertelde haar wat ik zag als ik mijn ogen sloot en probeerde voor haar zo’n zelfde wereld te schetsen. Mijn zusje is acht jaar jonger dan dat ik ben, en hoewel ze volgens mij wel genoten heeft van dat spelletje zag ze nooit iets, hoe ik ook mijn best deed. Dat vond ik best wel jammer.Ik spoorde haar aan beter haar best te doen. Ze kon toch op zijn minst net doen alsof ze iets zag? Ik vond die fantasie zo belangrijk en gunde haar hetzelfde.

Misschien had zij die fantasie niet zo nodig als ik. Op school was ik het domste meisje van de klas.Nu ja, misschien niet echt de domste, er waren nog twee meiden die qua domheid mijn gelijken waren. En juffen, meesters en klasgenoten schroomde zich er niet voor dat gevoel van domheid te versterken. Ik herinner me nog hoe een vriendinnetje aan haar moeder had gevraagd hoe het toch kwam dat ik zo dom was en de rest van de klas niet. Au!

Ik kon niet meekomen met rekenen en spelling. Hoe ik ook mijn best deed, of telkens op dezelfde opgave zat te zwoegen, ik zag het gewoon niet. Begrijpend lezen, daar was ik wel goed in. En in verhalen verzinnen. Zodra er een opdracht was waar iets meer fantasie of creativiteit bij nodig was hadden ze mij ineens nodig. De juffen van groep 8 maakte daar gebruik van om me nog iets van zelfvertrouwen mee te geven. Helaas hadden hun 7 voorgangers m/v al te veel kapot gemaakt. Nog steeds ben ik verbaasd als mensen mij als intelligent omschrijven.

Toen ik 17 was vond mijn fantasie zich vooral in slechte dichtregels. Zoals:

“What would i be, without my fantasy?
My life would be empty.”

of

Vandaag was ik Tinkerbell
Ik leefde in een sprookjeswereld
In een wolk van glitters,
Toverde ik glimlachen

Maar al op de terugweg,
Ontwaakte ik
Zoals dat gaat bij sprookjes

Misschien is dat wel wat er gebeurd is. Ik werd wakker in een grote mensen wereld. Fantasie is ineens een vies woord. Behalve dan als het creativiteit genoemd wordt. Dan mag het er wel zijn. Vooral als je beschikt over een creatief oplossend vermogen. Maar je moet er niet in doorslaan, die creativiteit. Want dan val je buiten de boot en hoor je er niet bij. Dan ben je eigenlijk maar een beetje raar. En raar, dat is niet goed.

Ik denk dat ik net zo lang blijf slapen tot de wereld er anders uit ziet bij het ontwaken. Totdat iedereen zijn fantasie de vrije loop laat gaan. En creativiteit weer gewoon normaal is!

Dit blog schreef ik naar aanleiding van de #WOT. (write on thursday) een creatieve schrijfopdracht waarbij verschillende Twitterende bloggers de uitdaging aan gaan om over hetzelfde woord te bloggen. Hoe ze dat doen staat ze vrij. Mee doen kan altijd, hou dan iedere donderdag de hastag #WOT in de gaten! 

Een stadse boom

Voor de godinnencursus moest ik een stapje verder gaan met de medicijnwandeling. Dit keer was het niet alleen de bedoeling dat ik zou gaan wandelen, maar moest ik ook contact maken met een boom. Ik had weinig tijd, en het weer zat ook niet heel erg mee. Toch wil ik mijn opdracht doen. Dus ga ik iets vroeger de deur uit en probeer onderweg naar mijn werk contact te maken met een boom. Ik moet zeggen dat ik wel eventjes het gevoel had dat ik malende begon te worden toen ik de boom tot mij hoorde ‘spreken’. Want zat ik me nu niet gewoon van alles in te beelden? Het leverde in ieder geval het volgende dichtsel op.

Een stadse boom
Staat daar, eenzaam
Tussen steen, blik en beton
Zonder vriendjes om mee te spelen

Je hoort hem niet klagen
Er valt genoeg te zien
Metro’s razen voorbij, kinderen spelen
Mensen komen en gaan

Soms zou hij alleen, zo graag
Iets minder alleen willen zijn
Even willen kletsen
Met een andere boom

Terug gaan naar zijn roots
Naar wie hij hoort te zijn
Voordat er mensen kwamen
Met hun steen, en hun blik en hun beton

Hij heeft gehoord van bossen
Van beekjes en van meren
Van bladeren op je blote voeten
En wind door je takken

Van plekken zonder uitlaatgassen
Van bloemen en mossen
In plaats van plastic tassen
En verloren rommeltjes

Die stadse boom
Staat daar, krachtig en statig
Hij doet zijn ogen dicht
En droomt, eventjes weg

Leeftijd

Vorig jaar werd ik 30. Dat was best een dingetje. Want 30 worden, wie wil dat nu? Mijn generatie, die opgegroeid is met televisie series als Ally Mc Beal in ieder geval niet. Want op je 30 hoor je gesetteld te zijn. Je kent het wel, huisje, boompje, beestje, carrière, leuke vrienden, schattige kindjes, de liefde van je leven, die trouwring om je vinger, een hypotheek, autootje voor de deur, tuintje op het zuiden, dat dus.

Omdat we vaak maar een deel van al die dingen hebben en de rest in het honderd laten lopen willen we dus geen 30 worden. Want 30 betekend dat je geen meisje meer mag zijn, dat je volwassen moet doen, mantelpakjes moet dragen en keke schoentjes. En als je al die dingen nog niet doet, dan moet je er dus zo snel mogelijk voor zorgen dat je ze gaat doen! Anders wordt je voor de rest van je leven achtervolgd door baby’s die over het plafond kruipen naast Al Green in een unisekstoilet. De horror.

Daarom willen we dus geen 30 worden! Maar voor eeuwig 29 1/2 blijven. Totdat we jarig zijn geweest en we merken dat het allemaal heus zo erg niet is. Dat het feestje leuk was, de wijn goed, de vrienden lief. En dat je morgen ook nog wel kunt werken aan al die doelen die je leven tot een succesvol leven schijnen te maken. Ik dacht dus dat daarmee de kous af was. Dat je die les leert op je 30e om daarna voor altijd te verinnerlijken. Age is just a number.

Maar helaas, ik leerde op Twitter dat die hele ongein gewoon weer begint met 40, en daarna nog een keertje met 50. Misschien zelfs ook wel met 60 of met 70. Maar mensen uit die leeftijdscategorie mis ik in mijn timeline. Ik hoop van harte dat die ellende je dan bespaard blijft. Dat je tegen die tijd wel door hebt dat het allemaal niet zo heel veel uit maakt hoe oud je bent en of je je nu wel of niet naar je leeftijd gedraagt. Dat Al Green je tegen die tijd met rust laat. En je gewoon mag zijn wie je bent.

Voor mezelf heb ik overigens besloten dat ik er nu per direct mee stop. Dat ik dat moeilijke gedoe bij 40 en 50 ook maar gewoon over sla. En vanaf nu overga op totale acceptatie, welke leeftijd daar an ook bij hoort. Oh zo!

(of zoals mijn moeder zou zeggen, je bent interessant op elke leeftijd, of je bent het niet!) 

Kinderloosheid een tabboe?

Toen ik een kind was hadden mijn ouders een vrienden stel, Pim en Marijke. Marijke wilde geen kinderen en ik weet nog dat mij die bewustwording een ongemakkelijk gevoel bezorgde, alsof ze mij daardoor niet leuk zou vinden. Hoewel ze volgens mij wel altijd vriendelijk voor mij en mijn zusjes was.

Ik nam me toen dus voor om wel kinderen te willen. Alsof je opslag een leuker mens zou worden als je een kinderwens zou hebben. Het idee dat ik moeder wilde worden en het liefst een beetje jong was vrij hardnekkig. Op mijn 25e serieus gaan nadenken over kinderen leek mij een zeer goed idee. Toen ik op mijn 21e een serieuze relatie kreeg waren kinderen dan ook vanaf dag 1 zo ongeveer een discussiepunt. Want hoe zouden we dat aan gaan pakken? Een bekende donor? Een onbekende donor? Moet die donor dan wel of geen vaderrol gaan spelen? We kwamen er niet uit. Want ik wilde graag een bekende donor die ook een vaderrol vervulde, ik vond dat mijn kinderen het recht hadden om te weten waar hun DNA vandaan komt. En ik had liever geen kinderen dan dat ik de egoïstische keuze zou maken voor een anonieme donor. Mijn vriendin dacht daar anders over. Bovendien hadden we ook een ander idee over wat een bekende donor dan precies inhield. Ik dacht aan een van mijn vrienden. Zij dacht aan een van haar mannelijke familieleden. Zo’n dubbele rol leek mij voor mezelf al veel te verwarrend, laat staan voor een kind. Ik ben je oom, maar ook je vader. Ja, natuurlijk!

Daarnaast had het ons vanaf het begin niet meer dan logisch geleken dat ik zou het kind zou gaan “dragen”. Ik was jonger, vrouwelijker en bovendien was mijn kinderwens groter. Niet meer dan logisch. Maar ineens besloot mevrouw dat zij de draagmoeder wilde zijn. Niet omdat ze nu zo graag een kind wilde dragen, maar omdat ze zich niet voor kon stellen dat ik daartoe in staat zou zijn, en bovendien was het wel een goed excuus om nog langer lekker thuis te kunnen zitten.

Vlak voor ik 25 werd ging het niet zo goed in onze relatie. Ik denk dat het idee van die dreigende kinderwens haar te veel werd. Althans, op mijn 25e verjaardag gaf ze me te kennen dat ik misschien mijn geluk maar beter elders kon zoeken. Want ze wilde ze niet meer, die kinderen. Natuurlijk had ik dat wel aangevoeld. En ook dat als het niet nu zou gaan gebeuren het waarschijnlijk nooit meer zou gaan gebeuren. Dus maakte het voor mij niet zoveel uit of ik nu met of zonder haar die kinderen niet zou krijgen. Maar zij had het idee dat ze mijn geluk in de weg stond. Dat ik moeder moest worden. Waarom ze precies mijn verjaardagsetentje uit koos om die boodschap over te brengen is me nog steeds een raadsel.

Hoe dan ook, die kinderwens verdween. Ik wilde niet nog eens iemand zo dichtbij laten komen. Ik wilde me niet meer zo op laten sluiten in een contact. Ik had vrijheid nodig en realiseerde me dat ik met een kind alleen maar meer opgesloten zou zijn dan ik nu al was geweest. Nooit heb ik er spijt van gehad. Nooit heb ik gedacht had ik nu toch maar…..

Ook toen mijn zusje beviel van mijn nichtje had ik geen gevoel van, was ik dat maar. Of toen mijn andere zusje zwanger werd. Of als ik een dagje met mijn nichtje doorbreng. Ik vind het heerlijk hoor, begrijp me niet verkeerd. Dat kleine meisje dat mij zo vol vertrouwen aankijkt, denkt dat ik weet hoe heel de wereld werkt. Maar die me ook weer echt laat kijken naar de dingen. Want dat kunstwerk? Waar is dat nu precies van gemaakt? Het voelt niet als hout, maar het klinkt wel als hout. Ik ben gek op haar, kan niet in woorden omschrijven hoeveel ik van haar hou. Maar ze zorgt er niet voor dat ik ook perse moet.

Oke, een keer, toen ik een soort van iets had met iemand die zelf twijfelde of hij nu wel of niet vader wilde worden, en de tijd qua leeftijd voor zijn gevoel voor hem begon te dringen, toen heb ik me afgevraagd hoe het zou zijn. Een kindje. Maar eigenlijk kon ik me er niet zoveel bij voorstellen.

Mijn vrienden en vriendinnen zijn over het algemeen ook in meedere of mindere mate bewust kinderloos. Als gay m/v zit het nu eenmaal wat ingewikkelder in elkaar om een kindje te krijgen. Het gaat niet vanzelf. Ik had dus eigenlijk helemaal niet door dat het een taboeonderwerp is. In een meer heteronormatieve omgeving dan. Totdat ik op Twitter iemand leerde kennen die alleen maar blogt over haar twijfels over het moederschap. En wat dat met haar, haar partner en haar omgeving doet. Het bleek voor haar een groot taboeonderwerp te zijn.

Even voelde ik me bevoorrecht. Dat ik alleen op mijn werk en bij 1 vriendin constant de vraag krijg of ik niet ook eens aan de beurt ben. En oke, mijn partner van het moment denkt ook dat ik mijn tijd verdoe, door kinderloos bij hem te blijven. Hij vind dat ik mijn vleugels moet uitslaan en moeder moet worden van een schattig kindje waar ik dan een hele leuke moeder voor zou zijn. En ik weet dat ik inderdaad een leuke moeder zou zijn. Maar moet ik alleen om die reden een kind nemen?

“Mam, waarom ben ik eigenlijk geboren?”. “Nou lieverd, zodat ik een leuke moeder kan zijn”. Dat spoort toch niet?

Ik sluit niet uit dat ik ooit weer wel het gevoel krijg van nu moet het, het is nu of nooit. Ik sluit niet uit dat de kinderwens ooit weer terug komt. Maar ik sluit ook niet uit dat dat niet meer gebeurd. Ik geloof dat er altijd meerdere mogelijkheden zijn om een leven te leven. Door omstandigheden heb ik gekozen voor dit leven. En dat leven bevalt me. Ik heb geen spijt van keuzes die ik al dan niet gemaakt heb. En denk dat ik inmiddels oud genoeg ben om in te kunnen schatten hoe dat in de toekomst gaat zijn. Ik denk niet dat ik ooit wel spijt ga krijgen. Daarvoor geniet ik te veel van het nu, van hoe mijn leven is. Bovendien sta ik mezelf altijd toe om van gedachten te veranderen. Daar ben ik werkelijk flexibel in. Ik denk dat dat een grotere sleutel naar geluk is dan je vastbijten in oude ideeën en idealen die dan achteraf helemaal niet zo ideaal blijken te zijn!

ode aan het zelf

Heej jij, weet je nog? Dat je vier was, en voor het eerst het podium op mocht voor een balletvoorstelling? Je was een verlegen kleuter, maar op dat podium gebeurde er iets bijzonders met je. Ze hadden je verteld dat je het hele podium moest gebruiken. Niet zomaar een beetje achteraan moest blijven hangen. En dat nam je erg serieus. Je nam je plek in, en het liefst was je over de lijn, waar je niet voorbij mocht komen gedanst, zo het publiek in. Je had niet door dat je doordat je zo je ruimte in durfde te nemen, doordat je zo goed geluisterd had naar de adviezen van de grote mensen om je heen je dat publiek daadwerkelijk in danste. Recht de harten van de mensen in, die ook wel zagen dat daar iets bijzonders gebeurde. Dus toen jij van dat podium afkwam, straalde van trots, maar ook langzaam je verlegen zelf weer werd, overdonderde dat publiek dat met jou wilde praten je een beetje. Jij had helemaal niet door dat je iets bijzonders deed. Je deed gewoon wat je moest doen. Weet je dat nog?

Dat lieve Laura, is jouw grootste kracht! Je doet omdat je ingegeven wordt dat je moet doen, en waar het vandaan komt, dat weet je zelf ook niet helemaal. Je vind het normaal, ziet niet wat anderen daar zo bijzonder aan vinden, want als jij het kan, als jij het kan bedenken, dan kan iedereen dat toch?

Het is je al vele keren overkomen dat mensen beweerden dat ze iets van je geleerd hadden, of dat jij een of ander talent had. En jij? Jij keek ze iedere keer met grote ogen aan? Jij had iemand iets geleerd? Iemand een nuttig advies gegeven? Een inzicht ingefluisterd? Een bijzonder talent laten zien? Maar wanneer dan precies? Het was toch allemaal heel gewoon geweest? Kijk nu maar niet of je het niet herkent, want het gebeurd je nog steeds. Ik weet dat.

En ja, je hebt gelijk, je had gelijk het is heel gewoon, voor mij, voor jou, maar niet voor een ander. Ik hoop dat je dat in de toekomst leert zien. Je hoeft niet zo onzeker te zijn over je eigen kunnen. Wat jij kunt is niet vager dan wat een ander kan. Voor iedereen is zijn of haar talent iets gewoons. Iedereen heeft het idee zomaar iets aan te rommelen in de marge. Gewoon te doen wat er van ze verwacht wordt. En vaak gebeuren dan hele bijzondere dingen. Jij ziet dat, van iedereen, maar niet van jezelf.

Wie je nu bent? Ik weet het niet.Nu ja, ik heb wel een vermoeden, mij maar dan ouder. Als je maar weet, dat dat meisje van 4 altijd in jou is blijven wonen en in jou heeft geloofd. Er altijd voor heeft gezorgd dat je over de lijn heen danste. Recht de harten van anderen in. Ik hoopt dat je nu op een punt bent, dat je daarna je verlegen zelf niet meer hoeft te worden. Maar dat jou zelf met opgeheven hoofd kan zeggen, ja, ik danste over de lijn, want daar vind ik het fijn, probeer het maar eens.

Weet dat er misschien wel lichtjaren van nu, iemand een ode aan jou schrijft, aan het zelf dat jij bent, dat ik ben. Omdat jij het waard bent dat gelukzalige gevoel van gewoon zijn en dat dat zijn dan op de een of andere manier ook voor anderen prettig is, steeds weer te mogen ervaren!

Opvoeden doe je samen

Opvoeden. Het is mijn werk. Want ik ben geworden wat ik nooit wilde worden. Pedagogisch medewerker kinderopvang. Vroeger was je gewoon leidster, maar dat was niet gewichtig genoeg. Dus nu zijn we pedagogisch medewerksters. Dat klinkt alsof je er verstand van hebt. Alsof je meer bent dan alleen maar lief, meer dan alleen maar oppas. Alsof je kunt opvoeden, want je hebt er een diploma voor.

De waarheid is dat het voor ons ook steeds puzzelen is. Met elkaar. Als je geluk hebt ook met ouders, of juffen. Want opvoeden, dat doe je niet alleen. “It takes a village to raise a kid”. Een zinnetje dat Hillary Clinton in 1996 gebruikte om aan te geven dat opvoeden niet alleen een zaak van ouders is. Maar van een hele maatschappij. Wij hebben allemaal een voorbeeldfunctie, iedere dag weer. Of we nu ouder zijn, juf, pedagogisch medewerker of gewoon op straat lopen. Alle indrukken die een kind opdoet zullen het vormen. En natuurlijk, hoe belangrijker de rol van een persoon in het kinderleven, hoe groter de impact. Als een wild vreemde door rood loopt, snapt het kind op een bepaalde leeftijd dat dat een stoute meneer kan zijn, die gewoon niet zo goed weet hoe het hoort. Als papa door rood loopt is dat echter een ander verhaal. Om maar met een stom voorbeeld te komen.

Maar het puzzelen zit hem niet alleen in wie verantwoordelijkheid is voor wat, die zit hem ook in de kinderen zelf. Want ieder kind is uniek en vergt een andere aanpak. Iedere leidster is bovendien ook uniek. En iedere dag is ook uniek. Iets wat je vandaag prima kunt hebben, kan morgen weleens heel anders vallen. Omdat je net gehoord hebt dat je moeder heel erg ziek is bijvoorbeeld. Omdat je met je verkeerde been uit bed bent gestapt. Of omdat je konijn is overleden.

Datzelfde kan voor het kind gelden. Het kan net ruzie gehad hebben met een vriendje of vriendinnetje, een toets niet zo goed gemaakt hebben of een rot weekend gehad hebben. Allemaal factoren die gedrag beïnvloeden. Om nog maar te zwijgen over persoonlijke normen en waarden, referentiekaders zo gezegd. Die ook weer per individu verschillen. Dat is immers wat ze zo persoonlijk maakt.

Opvoeden, ik heb er voor geleerd, ben er dagelijks heel veel mee bezig, maar als het puntje bij paaltje komt voel ik me vaak net een ouder. Ik doe maar wat, en het lijkt aan te slaan. En natuurlijk ik weet heus wel waarom ik bepaalde dingen doe zoals ik ze doe. Ik heb er heus wel over nagedacht. Maar niet constant de hele tijd. Soms dan handel je gewoon uit gewoonte, of spontaniteit.

Daarom is de VIB (video interactie begeleiding) zo leuk. Als je jezelf op film terug ziet, beeldje voor beeldje, iedere handeling analyseert, en er iemand met je mee kijkt, die daar dan weer voor heeft geleerd, dan kun je nog veel van jezelf leren. Je ziet het effect van de dingen die je bedacht had, maar ook de dingen die zo ingesleten zijn dat je ze bijna onbewust doet. Je ziet jezelf opvoeden. Word gewezen op je aandachtspunten en bevestigd in dat wat je vanzelf af lijkt te gaan. Nee, opvoeden, doe je niet alleen!

Ontmoeting met mijn wilde wijze vrouw

Als de priesteres/juf uitlegt dat we straks een ontmoeting gaan hebben met onze eigen wijze, wilde vrouw weet ik meteen dat ik haar al eens ontmoet heb. En dat ik iets goed te maken heb met haar. Ik zal niet lang hoeven zoeken, haar beeld staat op mijn netvlies alsof mijn ontmoeting met haar gisteren was. Maar hij was alles behalve gisteren. Veertien lange jaren geleden zette ik mijn eerste wankele stapjes op het heksenpad. En ineens was zij daar in een visualisatie of trance. Zij was mooi, sterkt en ontzettend krachtig. Mensen hadden ontzag voor haar, dat wist ik terwijl er geen andere mensen bij waren. Zij was daar, alleen, en ik bespiede haar van de achterkant. Haar haren wapperde naar achteren, de mouwen van haar jurk, haar sjaal, zelfs haar jurk danste op de wind. Toen ik haar gezicht zag schrok ik, want dat gezicht, dat was van mij. Ouder, dat wel, ouder dan ik nu ben zelfs. Maar zonder twijfel behoorde het mij toe. Ik wilde zo niet zijn, zo krachtig, zo hard, zo koud. Dus ik rende weg om nooit meer terug te keren.

Maar nu moet ik dus terug naar haar. En misschien ben ik daar na al die jaren ook wel aan toe. Op het moment dat ik die andere versie van mezelf zag wist ik dat zij/ ik tot grootse dingen in staat was. Zij straalde zoveel magie uit, zoveel power, zoveel macht. Ik geloof niet dat ze/ik die kracht verkeerd gebruikte.

Maar ik kon mezelf gewoon niet voorstellen dat ik ooit op dat punt zou komen. Om heel eerlijk te zijn ben ik daar na al die jaren nog steeds onzeker over. Van alle mensen waarmee ik heb samengewerkt op dit pad kan ik zo vertellen waar hun krachten liggen. Maar die van mij? Wat kan ik nu helemaal? Mensen vinden mijn woorden mooi. Ik weet de essentie te vangen van waar het echt om gaat en dat in mooie woorden te gieten. Maar als het om rituele handelingen gaat ben ik een kluns. Ik vergeet altijd waar de windrichtingen zijn, of waar ze voor staan. En welk magisch attribuut hoort nu ook alweer waar? Welke aanroep moet op welk moment? Ik haal het allemaal door elkaar. Oost voor ochtend, lente, een nieuw begin, een nieuwe belofte. Zuid voor het middaguur, energie, zon, zomer. West voor de avond, herfst, napraten over de dag, nieuwe ideeën makend voor morgen,  voorbereiden op de nacht. Noord voor de nacht, reflectie, terugkijken, winter. Zo klinkt het logisch, als een verhaal dat je van a tot z verteld. Maar welk element moet ik inzetten bij dat oosten? Of welke kleur. Er zijn regels voor, maar ik ken ze niet van buiten. Een heks van niets dus. Toch zijn er mensen die in mij van alles zien wat ik niet zie, die mij er graag bij willen hebben. Zeggen dat ze dingen van mij geleerd hebben. Van mij? Ja hoor! Wat dan?

De stem van de priesteres/juf verteld, haar trommel klinkt, ik lig in een zaaltje met mijn ogen dicht en ik zie haar, ik zie mij. Ik zie mij die haar omhelst, ik zie hoe wij een en dezelfde zijn. “Daar ben je eindelijk zegt ze”. En nu pas zie ik hoe zacht ze is. En hoe vriendelijk. Krachtig, dat wel ja. Ze weet wat ze wil, beter dan dat ik dat weet. Maar ineens is dat helemaal zo eng niet meer. Eigenlijk stelt het me wel gerust. Dat er ergens een versie van mij is die weet wat ze wil. Die in haar kracht durft te staan. En even voel ik dat haar kracht mijn kracht is. Dat mijn zachtheid haar zachtheid is. Dat onze vriendelijkheid uit dezelfde bron komt. Dat we elkaar vast ergens in het midden tegen zullen komen. “Kun je me nu dan wel accepteren”, vraagt ze. En ik knik. Ja, dat kan ik. Ik accepteer jou, ik accepteer mij, ik accepteer dat wij dezelfde zijn.

Als we uit onze trans worden gehaald vertel ik hoe ik haar al kende. Van vele jaren terug. Maar dat ik niet overweg kon met haar kracht, dat ik haar arrogant had gevonden. En veel te veel van alles. Dat ik haar van me afgeduwd had. Maar over hoe ik haar nu omhels kon ik niet vertellen. Ik had de woorden niet. Ik zie de beelden, heel helder en duidelijk. Ik voel het gevoel. Maar ik, die zo van de woorden is, kan dit niet in woorden vangen.

Mijn liefdesleven

Toen ik 13 was, ik de zomer dat ik 14 zou worden las ik het boek Portret van  Sanne, geschreven door Caja Cazemier. Ik had het tweedehands in de bibliotheek gekocht omdat ik de krijttekening op de cover zo mooi had gevonden en omdat de mevrouw van de bibliotheek, die enne mooie, met die neuspiercing dacht dat ik het wel een mooi boek zou vinden. Waar het over ging wist ik niet. Ik weet niet of ik het boek had durven kopen als ik dat wel geweten had.

Sanne ging naar de middelbare school en ik ging met haar mee. Ik identificeerde mezelf vanaf bladzijde een met Sanne. Hoe zij met jongens omging, en met meisjes, dat was precies hoe ik dat deed. In het boek loopt Sanne tegen een muur aan waar met graffiti opstond “liever lesbisch”. Op dat moment realiseerde Sanne zich dat ze lesbisch was. En mijn wereld stond op zijn kop. Ik had het totaal niet aan zien komen. Het enige wat ik kon denken was “Fuck, wat nu?, betekend dit dat ik dan ook?!?”

Wat volgde was een verwarrende periode. Ik kon er met niemand over spreken omdat het voor mezelf nog zo ongrijpbaar was. Het vermoeden was dus dat ik lesbisch was. Maar als mensen dan zouden vragen hoe ik dat wist? Wat moest ik dan antwoorden? Dat ik dat gelezen had in een boek? Of misschien dat ik overstuur raakte toen het meisje in de bus ineens haar haar anders ging dragen en daarmee haar hele houding en gedrag aanpaste. Uren had ik zwijmelend naar haar zitten kijken. Ik vond haar mooi. Maar was ik dan ook verliefd? Om nog maar te zwijgen over de eerder genoemde bibliotheek mevrouw. Ik bestookte haar met de meest onbenullige vragen alleen om maar even met haar te kunnen praten. Was dat dan ook? Verliefd? En hoe zat het dan met jongens? Oke, toegegeven, ik was nog nooit een exemplaar tegen gekomen die echt de moeite waard was. Maar als High School lover en ik bij elkaar waren was er wel een bepaalde chemie. Anderen geloofden het nooit als we vertelden dat er echt niets tussen ons was. Docenten hadden al weddenschappen afgesloten over of en wanneer we zouden gaan trouwen. Hoewel we ons hier zelf niets bij konden voorstellen kon ik me wel voorstellen dat er ooit een jongen zou zijn waar ik voor zou voelen wat ik voor hem voelde maar dan wel met verliefd of zo. Ik wilde die optie niet uitsluiten.

Toen ik 17 was kreeg ik mijn eerste vriendinnetje en kwam ik uit de kast. Eerst bij een vriend waarvan ik vermoede dat hij ook homo was, maar al snel ook thuis en bij vrienden. Mijn vriendinnetje kwam al snel over de vloer bij ons thuis. En hoewel ik twijfelde aan de oprechtheid van mijn gevoelens voor haar, was ik immers niet gewoon ingegaan op het eerste meisje dat mij zag staan? Dat geloofde dat ik lesbisch zou kunnen zijn? Was ik verlief op haar? Of op de aandacht die ze me gaf wist ik wel meteen dat dit voor mij echt was. Het ging uit, ik noemde mezelf biseksueel, maar stond eigenlijk niet heel erg open voor jongens. Want meisjes, wow, dat was wel echt mijn ding.

Op mijn 19 leerde ik echter een jongen kennen die wel heel erg into mij was. Iets dat hij op nogal onhandige wijze duidelijk maakte. Laten we het erop houden dat hij onervaren was en er niet helemaal van overtuigd was dat nee ook daadwerkelijk nee betekende. Ik heb hem kunnen vergeven omdat ik wist dat hij mij nooit pijn heeft willen doen. Uiteindelijk ontstond er een soort vriendschap waarin hij mij zijn vriendinnetje noemde en ik onderhandelde dat ik dat alleen wilde zijn als ik dan ook nog met meisjes mocht daten. Hij was zo gek op mij dat hij het niet erg vond me te moeten delen. In die periode gedroeg ik me niet echt netjes. Ik leefde mijn leven zoals ik dat altijd had gedaan, ging veel uit, redelijk braaf en onschuldig allemaal, maar hij paste eigenlijk niet in mijn leven. Ik wilde flirten met meisjes. Meer dan dat gebeurde er niet omdat ik extreem verlegen was. Maar ik kan me voorstellen dat het voor hem niet echt leuk was. Hij werd verliefd op iemand anders en maakte het uit omdat hij het gevoel had dat hij was vreemd gegaan. Ik vond het allang best. En had helemaal niet het gevoel dat hij was vreemd gegaan. Ik zou hetzelfde gedaan hebben als ik minder verlegen was.

Toen ik 20 was leerde ik het meisje kennen waarmee ik dacht een soort van toekomst op te zullen bouwen. In het begin hadden we het wel over de vorm van relatie die we graag wilde. Zij ging voor monogamie, kon zich er niets bij voorstellen dat het anders kon. Dus we hadden een monogame relatie. Binnen een half jaar woonden we samen. We stonden samen op en gingen samen naar bed, het enige dat we niet samen deden was werken. Onze relatie had heel wat beproevingen moeten doorstaan. Vooral omdat zij stopte met werken en ik part time werkte zonder vooruitzicht op een full time functie. Ik werkte zoveel mogelijk over om onze hoofden boven water te houden. En achteraf verbaas ik me er nog steeds over dat dat zolang goed is gegaan. Echt waar aten we van? Mijn basis salaris was net genoeg om de vaste lasten mee te betalen. Maar we waren gek op elkaar en overleefde alles. Na 4 jaar barstte de bom. Zij werd verliefd op iemand anders, ik vermoed dat ze ook vreemd is gegaan, maar daar heb ik natuurlijk nooit bevestiging van gekregen. Ik heb er zelfs jaren niet over gesproken.

Ik was kapot, wist echt even niet meer wie ik was zonder haar. Zo intens was onze relatie geweest. Daarnaast voelde ik me ook bedrogen, ik vind dat je afspraken maakt in een relatie waar je je aan houd, als die afspraken niet meer lijken te passen dan heb je het daar over. Maar dat stiekeme, bah. Ik dwong mezelf weer naar buiten te gaan. Weer dingen te doen die ik deed voordat ik haar kende. Ik ging naar festivals en live optredens. Meestal genoot ik er niet zo van omdat ik me vooral realiseerde dat ik dit allemaal zonder haar deed.

Op een van die festivals werd ik aangesproken door een meneer, we wisselde Hyves uit en al snel spraken we een keertje af. Tijdens dat eerste afspraakje duwde hij mij zijn trouwring onder mijn neus. Ik moet zeggen dat ik eigenlijk heel opgelucht was. Ik was niet toe aan een relatie, eerder aan een pleister op de wonden. En een meneer? Ik vond het doodeng. Want diep in mijn hart wist ik dat ik eigenlijk lesbisch was. Nu hij getrouwd was waren mijn onzekerheden ineens een stuk minder erg. Hij had immers al een vrouw. Ik was maar het meisje voor erbij. En ik genoot van die status. Hoewel ik me na verloop van tijd natuurlijk ook de beperkingen ervan ging inzien. Want alle vrije dagen waren voor haar. Toen ik hem het stadje waar ik op school had gezeten wilde laten zien tijdens een festiviteit aldaar kregen we enorme  ruzie omdat ik vond dat hij best 1 van zijn vrije dagen met mij mocht besteden. Hij vond dat ik dingen wilde die niet mogelijk waren. Maar ik was zo moe van het gevoel dat ik steeds de gaten in zijn agenda mocht opvullen. Dat zij altijd op nummer 1 kwam terwijl ze eigenlijk zo weinig met elkaar deelde. Na anderhalf jaar werd ik dus verliefd op iemand anders. En tot mijn eigen verwarring ook nog eens op een man. Hij was eigenlijk alles wat ik in een vrouw zocht, maar dan in een mannenlichaam. Hij nam me mee uit eten en naar het theater. Al die dingen die met het huidige vriendje niet konden. Hoewel hij degene was die getrouwd was, was hij vreselijk jaloers. Hij kon het totaal niet aan dat hij nu degene was die zich aan mijn agenda moest aanpassen.

Uiteindelijk ging het met beide mannen uit. De laatste is nog steeds een vriend van mij, we hebben niets seksueels meer, maar blijven een bijzondere band hebben. Na dit avontuur leerde ik mijn huidige vriend kennen. Wij hadden beide ervaring met polyamoreuze en monogame relaties en wisten wel zo ongeveer wat we daarin wel en niet wilde. We liggen niet constant met anderen in bed, we houden niet van spelletjes spelen. Bovendien houd ik zelf helemaal niet van one-night stands. Ik wil een band met iemand hebben. Een relatie met iemand aan kunnen gaan. Iemand aardig vinden op meer dan een vlak voordat ik er het bed mee deel. Voor hem ligt dat anders, hij heeft er minder moeite mee om af en toe voor spannend af te spreken. Ik vind dat prima, voel zelfs die behoefte helemaal niet.

Ik voel met niet verbonden met de polyamorie wereld. Toen ik uit de kast kwam als lesbisch en later toch als biseksueel was dat een ding. Dit was meer een mogelijkheid die ik ook wilde verkennen. Dat heb ik nu gedaan. Ik zeg niet dat ik dit voor de rest van mijn leven blijf doen.  In mijn monogame relatie was ik ook gelukkig. En van de vrijheden die ik in theorie heb maak ik in praktijk eigenlijk niet heel erg veel gebruik. Toch vind ik het fijn dat het mag. Dat er over gesproken kan worden. Ik ben niet voor het een of tegen het ander. Iedereen moet doen wat op dat moment het beste bij je past. Zolang dingen open en eerlijk gebeuren kan er veel wat mij betreft. Zodra er gelogen wordt, of mensen bewust gekwetst omdat je alleen je eigen geluk najaagt ben je wat mij betreft gewoon een klootzak of een trut. Ongeacht of je relatie nu monogaam of polyamoreus is.

Mijn omgeving weet ongeveer hoe ik hierin sta. De schoonfamilie van een van mijn zusjes vind dat erg lastig. Toen ze haar vriendje leerde kennen was mijn exvriendin nog in the picture. Dat was raar, maar acceptabel. Maar toen ik het daarna in mijn hoofd durfde te halen om daarna iets met een man te beginnen, en dan ook nog een die getrouwd was, dat ging tien stappen te ver. Ik had een keus gemaakt en moest het daar de rest van mijn leven mee doen wat hen betreft. Dat is de reden dat ik er op social media en dus ook dit blog niet heel openlijk over schrijf. Ik verstop het ook niet. Ik schrijf af en toe over het meisje waar ik nu mee date. En ook over mijn lief. Ik neem aan dat mensen doorhebben dat dat niet dezelfde persoon is.  Dat vind ik prima. Het is geen geheim. Dit blog schrijf ik nu, onder mijn eigen (internet)naam omdat Mary 2 mannen met geheel tegengestelde meningen over dit onderwerp bevraagd heeft. Naar mijn idee geven beide verslagen een te eenzijdig beeld weer. Bovendien zijn ze allebei anoniem. Alsof het iets is om je voor te schamen. Ik schaam me nergens voor. Ik hoop dat ik wat nuance heb kunnen aanbrengen. Ik hoop dat mensen snappen dat het echt niet alleen om seks gaat. Maar om de mogelijkheid echt meer dan 1 persoon lief te kunnen hebben.

Een herfstige kindermeditatie

Op Facebook kreeg ik de aanmoediging om vooral meer met kindermeditaties te doen. Omdat mijn huiswerkopdracht voor de godinnen cursus met bomen te maken heeft. En omdat het herfst is en bomen daarin voor mijn centraal staan. Maar ook omdat herfst gewoon leuk is, hier een herfstige meditatie.

Ga maar eens lekker liggen en maak jezelf heel stil. Als je goed ligt en je helemaal stil bent doe je je ogen langzaam dicht. Stel je voor dat je een boom bent die op het mooiste plekje in het bos staat. In de lente hadden je takken mooie knoppen. In de zomer had je vol met mooie groene blaadjes  gezetten. Maar nu is het herfst en veranderen je bladeren langzaam van kleur. Kijk maar eens goed naar de kleuren van je bladeren. Zijn ze rood, oranje, geel, bruin of toch nog een beetje groen? Je bereid je voor op de winter en je hebt niet alle blaadjes meer nodig. Kijk maar eens omlaag, naar de grond. daar zie je al een hele stapel bladeren liggen. De dieren zijn je daar dankbaar voor. Hoor je dat geritsel? Het is een egeltje die jouw blaadjes als een lekker warm dekentje gebruikt. In je takken is ook genoeg leven te vinden. Voel je dat eekhoorntje dat van tak naar tak springt om zijn wintervoorraad eikeltjes te verzamelen? En wie probeert daar een gaatje in je bast te tikken? Het is de specht die een warm plekje voor de winter zoekt. Zie je nog meer dieren? In je takken? Of misschien wel tussen je wortels. Kijk maar eens goed. Misschien zie je niet alleen dieren, want in dit sprookjesbos wonen ook kleine kaboutertjes. Kun je ze horen? Luister maar eens goed naar wat ze je te vertellen hebben. Misschien praten ze wel met de elfjes die op een elfenbankje zitten te zingen en giebelen. Veilig tussen jouw takken. Terwijl je daar zo staat te luisteren en te genieten van alle levendigheid zie je hoe er langzaam nog meer blaadjes naar beneden dwarrelen. Je volgt ze een tijdje als ze worden mee genomen door de wind. Het lijkt wel alsof ze een dansje doen, speciaal voor jou. Als dank voor al je goede zorgen. Als je er aan toe bent kun je je vingers, en je tenen weer een beetje wiebelen. Doe je ogen maar weer open. Rek je maar eens lekker uit. En zeg dan tegen jezelf: IK BEN TEVREDEN, IK BEN TEVREDEN.

En dan nog even afsluiten met twee gezellige herfstige kinderliedje dat ik nog steeds graag zing.

Herfst, herfst

Herfst, herfst, wat heb je te koop
Duizend kilo bladeren op een hoop
Zakken vol met wind
Ja m’n kind
‘k Weet niet of jij dat aardig vindt

Herfst, herfst, wat heb je te koop
Paddenstoelen, honderd op een hoop
‘k Zet ze voor je neer
Heus meneer
Dat doe ik alle jaren weer

Herfst, herfst, wat heb je te koop
Dikke grijze wolken op een hoop
Alles in de stad
Gooi ik nat
Koop je van mij zo’n regenbad


Eekhoorn, Eekhoorn

Eekhoorn, eekhoorn,
met je lange staartje.
Eekhoorn, eekhoorn,
spring maar met een vaartje.
Tikke takke toome,
roetsch! In de bomen.